Haggaï 1:1-11: Onderzoek je prioriteiten – de eerste boodschap

God richt Zich door de profeet Haggaï tot het overblijfsel van het volk Israel, dat opgehouden had aan het huis van God te werken. Naast ‘uiterlijke’ redenen (vijandschap enz.) waren er innerlijke (geestelijke) redenen, die verklaren waarom de bouw werd gestaakt. Parallel daaraan waren er veel mislukkingen en ook mislukte oogsten. Haggaï legt dat bloot … en het volk keert om.

Bouwen – opbouwing

Toen werd het huis van God gebouwd, omdat zij die bereidwillig waren, bouwmateriaal bij elkaar brachten en dat volgens Gods aanwijzingen samenvoegden. Het bouwen aan het huis van God in de tijd van Ezra is een beeld dat geestelijke lessen voor ons bevat. Het bouwen tóén staat voor het werken aan het geestelijk huis van God, de vergadering, nú:

  • voor het toevoegen van stenen aan het geestelijk huis;
  • voor de verkondiging van het Evangelie;
  • voor de opbouw van de vergadering.

Personen die als geestelijke stenen tot het geestelijk huis behoren, worden door dienaren opgebouwd. Opbouw gebeurt als de waarheid verkondigd wordt en als dat tot geestelijk nut en groei van de gelovigen bijdraagt (1 Kor. 14:3; Ef. 4:12,16,29).

Hoofdstuk 14 van de 1e Brief aan Korinthe toont duidelijk de grote waarde die God in de opbouw ziet:

  • Opbouw wordt verbonden met vermaning, bemoediging en troost (14:2-3).
  • Wij worden opgeroepen om overvloedig te zijn in gaven tot opbouw van de gemeente (14:12).
  • Het moet alles tot opbouw gebeuren (14:26).

De bouw rust – God handelt (Hag. 1:1)

Maar nu wordt er niet meer aan de tempel gebouwd. Door sterke tegenstand worden de Joden verhinderd eraan te werken (Ezra 4:1-24). Maar de profeet Haggaï toont dat het niet alleen aan de vijanden en het verbod van de koning (Arthahsasta) ligt. Naast de uiterlijke tegenstand van de vijanden zijn er diepere redenen waarom de bouw werd gestaakt, en wel binnen het volk van God zelf, in de harten van de Joden.

God is de Bouwheer van Zijn woonplaats, en Hij ziet dat Zijn huis nog altijd verwoest is en de bouw niet verdergaat. Wat doet Hij? In Zijn genade spreekt Hij door de profeet de leiders van het volk – Zerubbabel en Jozua – direct aan. Daarbij heeft God door Haggaï de treurige toestand van het hele overblijfsel voor ogen. Hij stelt de smoes van de Joden aan de kaak, die ook in deze tijd wijd verbreid is: ‘Niet nu …!’

‘Niet nu …!’ (Hag. 1:2)

Helaas zijn er altijd gemakkelijk redenen te vinden waarom je iets goeds toch beter later kan doen. Voor God hebben deze redenen geen waarde. Het werd de stadhouder Felix misschien wel noodlottig dat hij op het onderwijs van Paulus antwoordde: ‘Nu kunt u gaan; wanneer ik gelegenheid heb, zal ik u weer laten halen’ (Hand. 24:25). Wij weten niet of hij dat ooit gedaan heeft.

Dit gedrag, namelijk het goede en juiste niet direct doen, is typisch menselijk. Voor wie leeft met God, is het een vreugde om gehoorzaam te zijn aan Gods woord. Dat leidt tot echte overgave, want het nieuwe leven probeert het juiste, als het naar Gods wil is, direct te doen. In de praktijk is het meestal zo: als de overgave bekoelt, wordt niet in de eerste plaats beweerd dat het goede slecht is; men schuift het goede op de lange baan. Maar zoals het spreekwoord luidt: Van uitstel komt afstel.

De juiste prioriteiten stellen betekent dat wij doen wat in Gods ogen belangrijk is en geen onbelangrijke dingen voor laten gaan.

Gemakzucht (Hag. 1:3-4)

Dan wordt Haggaï nog duidelijker. Verwijzend naar hun smoes, spreekt hij hen aan op hun gemakzucht. In plaats van aan het huis van God te werken, hebben ze aan hun eigen, luxueuze huizen gewerkt. Ongetwijfeld wenst God voor ons een ‘gerust en stil leven’ onder de bescherming van een functionerende regering. Maar dat is niet het belangrijkste. Deze rust biedt ons de mogelijkheid om godzalig te leven (1 Tim. 2:2), dat wil zeggen dat we met overgave en ijver de doelen van God nastreven.

De apostel Paulus schrijft in 2 Korinthe 11 over moeiten en bezwaren, over gevaren op zijn reizen en over valse broeders. Ondanks dat heeft hij geïnvesteerd in de opbouw van de gemeenten. Paulus heeft ‘de lamp niet onder het bed, maar op de standaard gezet’ (Mark. 4:21).

Fraai betimmerde huizen

Haggaï maakt nu een vergelijking. Hij stelt de fraai overdekte huizen van de Joden die op de verkeerde plaats werken, tegenover het verwaarloosde huis van God.

Moet het niet omgekeerd zijn? Voor David was het bijna ondraaglijk dat hij zelf in een huis van cederhout woonde, terwijl de ark van God zich in een tent (2 Sam. 7:2) bevond. Hij verlangde naar een waardig huis voor God en trof alle voorbereidingen, zodat zijn zoon Salomo dit huis kon bouwen. Wat zou het David tegen de borst gestuit hebben, als hij de puinhopen van de tempel gezien had.

Salomo bouwde de tempel van stenen, overigens zonder dat er een bijl of hamer op de bouwplaats gehoord werd (1 Kon. 6:7). Dat is een aanduiding dat de mens Goddelijke dingen niet naar eigen goeddunken aan kan passen. Binnen in de tempel was trouwens geen steen te zien (1 Kon. 6:18), omdat zowel de vloer als de wanden met cederhout versierd waren (1 Kon. 6:15).

Deze betimmering was iets bijzonders:

  • Het hout moest uit de Libanon gehaald worden (1 Kon. 5:6).
  • Het hout werd voorzien van houtsnijwerk (1 Kon. 6:18).
  • Ten slotte werd het helemaal met bladgoud overtrokken (1 Kon. 6:21).

Dat alles spreekt van de heerlijkheid van de Heere Jezus als mens en als Zoon van God, Die de woonplaats van God met glans en pracht vervult. Omdat Hij het middelpunt ervan is, is alles heerlijk.

Was het voor de Joden werkelijk belangrijker om een betimmering in hun eigen huizen aan te brengen in plaats van verder te bouwen aan het huis van God?

Laten we denken aan de apostel Paulus, die – niet in een betimmerd huis, maar in een gevangenis – met de verspreiding van het Evangelie en het geestelijk onderwijs van de gelovigen bezig was. Maar helaas waren er ook anderen,

  • die hun eigen belangen zochten, niet die van Christus Jezus (Filipp. 2:21);
  • die van hun buik hun god maakten en die aardse dingen bedachten (Filipp. 3:19);
  • die de tegenwoordige wereld lief hadden gekregen (2 Tim. 4:10).

Armoede (Hag. 1:6)

Haggaï tekent op dat valse prioriteiten armoede tot gevolg hebben (trefwoorden: ‘geen dauw’ en ‘doorboorde (geld)buidel’). Hoewel zij zichzelf op de eerste plaats zetten, hadden ze magere oogsten, honger, dorst, gebrek aan warmte en geen winst.

Wie zijn eigen wensen belangrijker vindt dan wat God van hem vraagt, zal vaststellen dat het lezen van de Bijbel hem geen voldoening geeft. In deze zin blijft hij ‘hongerig’. Hij zal ervaren dat de geestelijke gemeenschap met andere gelovigen gezelligheid wordt en dat die hem ‘niet verwarmt’. Hij zal ervaren dat geestelijke armoede het gevolg is. Het is niet genoeg als wij zo verder leven en de Heere af en toe in ons leven ‘uitnodigen’.

Let aandachtig op uw wegen! (Hag. 1:7)

Het stellen van de juiste prioriteiten is een zaak van het hart. Daarbij behoort een beslissing die voor en met God genomen is en waar met Zijn kracht naar geleefd wordt. Daarvan is Daniel een goed voorbeeld, omdat hij zich ‘in zijn hart’ iets goeds voorgenomen had (Dan. 1:8).

Voor ons is het een grote hulp dat het Nieuwe Testament ons duidelijke aanwijzingen geeft van wat de juiste prioriteiten zijn

  • Wij moeten eerst het Koninkrijk van God zoeken (Matth. 6:33).
  • Christus moet ons leven zijn (Filipp. 1:21).
  • De Heere Jezus moet ons voorbeeld zijn (Filipp. 2:5).
  • Het doel van ons leven en denken is Christus (Filipp. 3:12-14).
  • De vreugde is in de Heere en de kracht geeft Christus (Filipp. 4:4,13).

Bij het lezen van deze teksten wordt snel duidelijk dat het in ons leven niet om onszelf, maar om Christus moet draaien. Het is opvallend dat, wanneer niet ons eigen ‘ik’ maar Christus het middelpunt van ons leven is, we de weg gaan waarvoor we rijkelijk beloond zullen worden (Matth. 6:33; Mark. 10:30).

Energiespaarstand? (Hag. 1:8)

De Joden moesten wakker worden uit de ‘energiespaarstand’ en het gebergte ingaan. Het kostte overwinning en energie om die berg te beklimmen om hout voor het huis van God te halen. Maar waar haalden ze dan het hout voor hun eigen betimmerde huizen vandaan? Is het bij ons ook niet zo dat voor onze eigen interesses geen inspanning te groot is? Maar hoe staat het ermee als het om de dingen van de Heere gaat? Ja, het kost energie om in rust en stilte de gemeenschap met de Heere Jezus te ervaren en te onderhouden. Maar op de ‘berg’ van gemeenschap vinden we veel ‘hout’ om onszelf en anderen op te bouwen.

Heb je al eens (op je kamer) de Bijbel opengeslagen en al biddend gelezen, terwijl je vrienden zich bij het voetballen in het zweet werkten? Dan weet je uit ervaring

a) hoeveel beslistheid daarvoor nodig is, en

b) hoe de gemeenschap met de Heere Jezus ons rijk maakt en kracht geeft.

We willen niet zeggen dat je niet met vrienden mag voetballen. Maar dat moet niet de hoofdzaak worden. De Heere en Zijn Woord moeten op de eerste plaats komen, en daarna volgt het welzijn van de broeders en zusters in het geloof. Als het moeilijk is om alleen het ‘gebergte’ in te gaan, neem dan anderen mee.

Oordeel (Hag. 1:9)

Als wij de verkeerde prioriteiten stellen in ons leven, dan heeft dat armoede tot gevolg. Dan spreekt God tot ons en wil Hij ons wakker schudden. Luisteren we niet, dan kan dat een oordeel tot gevolg hebben. In Haggaï 1:9 lezen we dat God actief ingreep en de zegen wegnam.

Overdenk je weg

De woorden van Haggaï geven genoeg aanleiding om over ons eigen leven na te denken: hoeveel daarvan is bruikbaar, bekeken vanuit Gods oogpunt? Laten we onszelf onderzoeken:

  • Welke dingen verschuif ik naar later, hoewel die vandaag of nu gedaan zouden moeten worden?
  • Wat doe ik om mezelf van een gemakkelijk leven te verzekeren?
  • Verdoe ik mijn tijd met dingen die slechts ‘van weinig nut’ zijn (1 Tim. 4:8)?
  • Wat doe ik om ‘op de berg’ van gemeenschap met de Heere Jezus te klimmen?
  • Wat doe ik om in Zijn kracht aan het huis van God te bouwen?

Vooruitzicht

Gelukkig had de boodschap van Haggaï een positieve uitwerking op Zerubbabel, Jozua en het hele volk. Het volgende artikel toont de mooie resultaten daarvan, want ze luisterden naar Haggaï, en dat in combinatie met echte godsvrucht.

Andreas Hardt


Dit artikel is onderdeel van een serie van artikelen:

  1. Haggaï: De tijd van Haggaï
  2. Haggaï 1:1-11: Onderzoek je prioriteiten – de eerste boodschap
  3. Haggaï 1:12-15: God bewerkt een echte opwekking – de tweede boodschap
  4. Haggaï 2:1-10: Verleden, heden en toekomst – de derde boodschap
  5. Haggaï 2:11-24: Oproep tot innerlijke heiliging en vooruitzicht op Christus – vierde en vijfde boodschap van Haggaï