Haggaï 2:1-10: Verleden, heden en toekomst – de derde boodschap

De uit de Babylonische gevangenschap teruggekeerde Joden hadden naar de stem van de Heere geluisterd en het werk aan het huis van God weer ter hand genomen. Maar na korte tijd werden sommigen zich ervan bewust hoe onopvallend en gering het huis was dat zij bouwden. In vergelijking met de indrukwekkende omvang en heerlijkheid van de tempel van Salomo was het huis dat zij nu bouwden, ‘als niets’ in hun ogen. Zij liepen het risico om de moed te verliezen en opnieuw het werk aan het huis van God te staken.

God kwam hun tegemoet; Hij stuurde de profeet Haggaï weer met een boodschap voor het overblijfsel van Israël – een bemoedigende boodschap voor het volk van God toen en nu.

Drievoudig perspectief

Als we de derde boodschap van Haggaï nauwkeuriger bekijken, kunnen we vaststellen dat God de blik van het overblijfsel in drie richtingen stuurt: eerst naar het verleden (vers 4), dan naar het heden (vers 6) en ten slotte naar de toekomst (vers 7-8). Eerst moesten de bouwers terugkijken en het huis dat zij bouwden, vergelijken met wat Salomo gebouwd had. Daarna moesten zij in het heden blikken, waarbij God hun de hulpmiddelen liet zien die hun ter beschikking stonden. Ten slotte richtte Hij hun blik op de toekomst en toonde hun wat er ooit van het huis zou worden. God zou het vullen met een grotere heerlijkheid dan de tempel van Salomo.

Ook voor ons is het goed, als wij dit drievoudige perspectief hebben. Wij moeten terugkijken en de treurige geestelijke toestand van de vergadering zien in vergelijking met de heerlijke begintijd. Maar we moeten ook het heden voor ogen houden en erkennen welke hulpmiddelen God ons nu geeft om voor Hem bezig te zijn. En ten slotte moeten we in geloof vooruitkijken, naar het huis van God, de vergadering (gemeente) in de toekomst.

Terugblik op het verleden van het huis van God

Onder de uit Babylon teruggekeerde Joden waren enkelen die al ouder waren en de tempel van Salomo nog gezien hadden. In vergelijking met de pracht en heerlijkheid van Salomo’s tempel (zie 2 Kron. 3-5) was het kleine en onopvallende huis dat zij nu bouwden, als ‘niets’ in hun ogen. In het boek Ezra lezen we dat er bij het leggen van het fundament mensen waren die huilden en anderen die blij waren (Ezra 3:12-13). De ouderen dachten met weemoed terug aan de prachtige tempel van Salomo en huilden. De jongeren echter, die de tempel van Salomo niet gezien hadden, verblijdden zich erover dat het fundament van het huis van God gelegd was. Beide reacties – ook al zijn ze totaal verschillend – waren gepast.

Ook met het oog op het geestelijk huis van God, de vergadering (gemeente), kennen we deze tegengestelde gevoelens. Als we de kenmerken van de vergadering ten tijde van de apostelen vergelijken met de kenmerken van de gemeente in onze tijd, dan kunnen we wel huilen. Ja, hoe zwak en onopvallend is wat wij nu als vergadering uitdragen in vergelijking met de ijver en de overgave van zoveel gelovigen in vroegere tijden! Droefheid is inderdaad gepast. Maar ook vreugde is gepast. Wij verheugen ons over alles wat er ook nu nog aan het huis van God gedaan wordt. Voor God heeft het geringste werk dat er aan Zijn huis wordt gedaan, grote waarde.

Door deze terugblik wilde God het volgende bewerken bij het overblijfsel, wat ook onze houding ten opzichte van de vergadering moet zijn:

  1. Droefheid over de toestand van het huis van God.
  2. Nederigheid met het oog op hun geringe getuigenis; zij hadden geen reden om trots te zijn of zich te verheffen.

Hulpmiddelen van het heden

Na deze terugblik bemoedigde God het overblijfsel. Hij riep hun toe: ‘… wees sterk … Werk door’, (vers 5)! Deze bemoediging van God mogen we ook voor onszelf aannemen. God wil dat wij in deze dagen van kleine kracht sterk zijn en voor Hem werken!

‘Nu dan, wees sterk … Werk door …’

Haggaï 2:5

Vervolgens richtte God de blik van het volk op de hulpmiddelen die hun ter beschikking stonden. God gaf de Joden niet alleen de opdracht het huis te bouwen, maar tegelijk ook de hulpmiddelen die ze daarvoor nodig hadden. Daaraan is tot op heden niets veranderd: God geeft ons taken, en daarmee ook de middelen en de kracht die we daarvoor nodig hebben.

Want Ik ben met u, spreekt de HEERE van de legermachten. Volgens het woord van het verbond dat Ik met u sloot, toen u uit Egypte vertrok, en Mijn Geest, Die in uw midden stond: Wees niet bevreesd!

Haggaï 2:5-6

In de verzen 5 en 6 vinden we drie hulpmiddelen, die zowel het overblijfsel toen als ons nu ter beschikking staan:

  1. de tegenwoordigheid en hulp van de Heere (vers 5);
  2. het Woord van de Heere (vers 6);
  3. de Geest van de Heere (vers 6).

Wij bezitten nu dezelfde hulpmiddelen. De Heere heeft ze ons gegeven om ons te bemoedigen en ons bij ons werk succes te schenken. Hij roept ons toe: ‘Wees niet bevreesd’ (vers 6)! Wat er ook op ons af mag komen: wij hebben alles wat we nodig hebben! Moeten we de Heere niet dankbaar zijn voor deze hulpmiddelen?

a) De tegenwoordigheid en hulp van de Heere

Na de terugkeer van het overblijfsel deed God geen indrukwekkende tekenen en wonderen meer. De ark, het zichtbare teken van de tegenwoordigheid van God in het midden van Zijn volk, was er niet meer. Veel dingen waren niet meer zoals ze in het begin waren.

Maar op één ding konden de teruggekeerde Joden net als eerst wel rekenen: de tegenwoordigheid en hulp van de Heere. De Heere Zelf zou met hen zijn. Hij Zelf zou hen helpen. Was en is er iets dat groter is dan de tegenwoordigheid van de Heere in het midden van Zijn volk? Is er een situatie of een hindernis die Hij niet zou kunnen overwinnen? Bestaat er een nood of behoefte waarin Hij niet kan voorzien?

Wij leven aan het eind van het Christelijke tijdperk, in een tijd die door zwakheid en achteruitgang onder de Christenen gekenmerkt wordt. Veel dingen die de eerste Christenen wel hadden, hebben we nu niet meer. Apostelen zijn er niet meer. Wondergaven van de Geest hebben wij niet meer. Maar één ding is gebleven: de belofte van de tegenwoordigheid van de Heere. Daaraan mogen we vasthouden: de Heere is bij ons. Hij is met ons. En als wij in Zijn Naam samenkomen, dan is Hij in ons midden. Dat is ons fundament, als we samenkomen, want Hij heeft het Zelf beloofd: ‘Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden’ (Matth. 18:20; zie ook Matth. 28:20).

b) Het Woord van de Heere

Het zwakke overblijfsel mocht steunen op dezelfde beloftes van God als het hele volk in vroegere tijden. Het woord van het verbond dat God met Zijn volk aangegaan was, toen het uit Egypte trok, was ook nu nog in hun midden.

Toen Paulus afscheid nam van de ouderlingen te Efeze, droeg hij hen op aan God en aan het Woord van Zijn genade (Hand. 20:32). Zij hadden God en het Woord van Zijn genade. En wat hebben wij? Ook God en Zijn Woord. Dit Woord, dat God de gelovigen toen gegeven heeft, is het Woord dat ook wij nu tot onze beschikking hebben. De gelovigen ten tijde van de apostelen hadden slechts delen van Gods Woord in schriftelijke vorm. Wij hebben nu het gehele Woord van God – de complete openbaring van de gedachten van God (zie Kol. 1:25). Alle beloften die de Heere in Zijn Woord geeft, gelden ook nu nog. God houdt vast aan Zijn Woord (zie 2 Kor. 1:20). De tijden en omstandigheden zijn veranderd, maar het Woord Gods is hetzelfde. Ben jij vertrouwd met dit Woord?

c) De Geest van de Heere

De Geest van God was in het midden van de weinige Joden die uit de Babylonische gevangenschap teruggekeerd waren. Zij konden en mochten rekenen op Zijn kracht.

De Geest van God, die in de tijd van de apostelen gewerkt heeft, is de Geest Die ook nu werkt. Zowel toen als nu is Hij de Geest van kracht, liefde en bezonnenheid (2 Tim. 1:7). Maar onze wereldgelijkvormigheid, ons gebrek aan vertrouwen en ons falen hebben ertoe geleid dat de Heilige Geest vaak niet meer zo in en door ons werken kan als in vroegere tijden. Maar de kracht van de Geest als zodanig is niet veranderd; zij is dezelfde als vroeger. Ze staat ons altijd en in alle situaties ter beschikking! Houd je rekening met de leiding van de Geest in je leven en in de samenkomsten van de gelovigen?

Blik op de toekomst

Ten slotte richt de profeet de blik van het overblijfsel op de toekomst. Hij slaat de tijd van de vergadering, waarin wij leven, over en beschrijft kort de oordelen van de tijd van verdrukking, die aan het Duizendjarig Vrederijk vooraf zullen gaan (vers 7-8a). Deze oordelen zullen de hemel en de aarde reinigen, voordat het ‘verlangen van alle heidenvolken’ – de Heere Jezus – in macht en heerlijkheid op de aarde zal verschijnen (vers 8). Hij alleen kan en zal het verlangen van de mensen naar vrede en gerechtigheid vervullen.

In die tijd zal er in Jeruzalem weer een tempel zijn, die de Heere met heerlijkheid vervullen zal. Alle middelen staan Hem daarvoor ter beschikking (vers 9). God richt de aandacht van het overblijfsel op de toekomstige heerlijkheid ‘van dit huis’ en verbindt de tegenwoordige arbeid van het zwakke overblijfsel met de toekomstige heerlijkheid. De tempel die de teruggekeerde Joden bouwden, was geringer dan de tempel van Salomo, maar wordt in verband gebracht met een tempel die groter en heerlijker zal zijn dan die van Salomo (vers 10). Wat een bemoediging moet dat voor de bouwers geweest zijn! Zij bouwden aan het huis waarvan de toekomstige heerlijkheid groter zou zijn dan de heerlijkheid van Salomo’s tempel!

Toekomstige heerlijkheid van de vergadering

Toen de vergadering in de tijd van de apostelen begon, vervulde de heerlijkheid van God als het ware dat huis. Nu is er als gevolg van onze ontrouw niet meer veel van deze heerlijkheid te zien. Maar als de Heere Jezus de vergadering eenmaal verheerlijkt zal hebben, zal voor aller ogen zichtbaar worden, dat zij de heerlijkheid van God heeft (Ef. 5:27; Openb. 21:11). De laatste heerlijkheid van dit huis zal beslist groter zijn dan de eerste! Moet dit heerlijke vooruitzicht ons niet opnieuw motiveren om in de huidige tijd voor Hem en voor Zijn huis bezig te zijn, totdat Hij wederkomt?

Daniel Melui


Dit artikel is onderdeel van een serie van artikelen:

  1. Haggaï: De tijd van Haggaï
  2. Haggaï 1:1-11: Onderzoek je prioriteiten – de eerste boodschap
  3. Haggaï 1:12-15: God bewerkt een echte opwekking – de tweede boodschap
  4. Haggaï 2:1-10: Verleden, heden en toekomst – de derde boodschap
  5. Haggaï 2:11-24: Oproep tot innerlijke heiliging en vooruitzicht op Christus – vierde en vijfde boodschap van Haggaï