Lied 89
1 Mijn leven is een pelgrimsstand;
ik reis door ’t dorre, vreemde land
tot U, o dierb’re Heer, daar boven.
Daar hebt U mij een plaats bereid,
waar ik, na alle leed en strijd,
in eeuw’ge ruste U zal loven.
Mijn leven is een pelgrimsstand;
ik reis naar ’t hemels vaderland.
2 O, dat ik, door uw Geest geleid,
volharden moog’ in lijdzaamheid;
wil mij voor struikelen bewaren.
In U alleen is mijne kracht,
schraagt U mij dan door uw macht
en wil mij ’t duistere verklaren.
En laat het licht van uw gena
mij steeds bestralen, waar ik ga.
3 Al ben ‘k een vreemd’ling hier op aard’,
de blinde wereld ook niets waard,
o troost, uw hand zal mij geleiden.
U komt, om mij uit alle strijd
te brengen in uw heerlijkheid,
waar niets mij meer van U kan scheiden.
Mijn Jezus, kom, en toef niet lang;
’t is mij in deez’ woestijn soms bang.