Lied 88
1 In uw genade wil ik roemen,
die zondaars zalig maakt en vrij.
Uw liefde onuitput’lijk noemen,
want wie, o God, heeft lief als Gij?
Genade brengt van boze wegen
de zondaar naar des Heilands kruis;
en U komt hem in liefde tegen,
als kwam een een’ge zoon naar huis.
2 Genade zal mij steeds bewaren,
zolang ik hier nog zwakheid ken.
Uw liefde toont mij in gevaren,
dat ‘k een van Jezus’ schapen ben.
Al zou dan alles hier ook falen,
gaan aarde en hemel ook voorbij,
genade kent noch perk noch palen,
en liefde staat mij steeds ter zij.
3 Al ga ik hier langs woeste paden,
genade schraagt mijn wank’le voet.
Geen vijand kan mij voortaan schaden,
omdat uw liefde mij behoedt.
Genade zal mij veilig leiden,
uw liefde ontsluit mij ’t Vaderhuis;
daar ging mij Jezus plaats bereiden,
daar rust ik van het aards gedruis.