Lied 58
1 Met U, o Heer, zijn wij gestorven,
en uit de dood weer opgestaan.
De zegepraal hebt U verworven,
en bent de hemel ingegaan.
Verhef ons hart tot U naar boven,
opdat wij U vol vreugde loven.
2 Ons leven is met U verborgen,
Heer, bij uw Vader, onze God;
verdwijnt dan, droefheid, angst en zorgen!
Wij juichen in ons heerlijk lot.
Geen enk’le macht kan ons ontroven,
wat U ons hebt bereid daarboven.
3 Aan uwe hand wilt U ons leiden
door schaduwen van dood en graf;
U zult ons lafenis bereiden,
vertroost ons door uw stok en staf.
En als U komt, dan zal daarboven
ons blij gezang U eeuwig loven.
4 Ja, Christus is voor al de zijnen
verlossing, wijsheid, vreugde en kracht;
zijn licht zal eeuwig hen beschijnen;
voor allen heeft Hij ’t al volbracht.
Hij zal in liefde aan ons denken,
en wil aan allen alles schenken.