Het ontstaan van een nieuwe plaatselijke gemeente of vergadering
De ene Gemeente
Er is vanaf de pinksterdag in Handelingen 2 maar één Gemeente[1]Voor nader onderwijs en vele Bijbelteksten over dit thema verwijzen we naar onze andere artikelen en boeken over de Gemeente. We willen dit artikel graag beknopt houden.: de universele, wereldwijde Gemeente van God, die alle ware gelovigen omvat. Die Gemeente kan en zal niet opnieuw ontstaan.
Die ene wereldwijde Gemeente is wel verspreid over de hele aarde: in vele gehuchten, dorpen en steden wonen ware gelovigen, kinderen van God. Alle gelovigen samen in een bepaalde geografische plaats vormen de gemeente van God in die plaats – de plaatselijke gemeente, als onderdeel van de wereldwijde Gemeente (zie bijv. 1 Kor. 1:2v).
Wanneer er voor het eerst iemand tot geloof komt in een bepaalde plaats, is hij de eerste ware Christen daar ter plaatse, en het begin van deze nieuwe plaatselijke gemeente. Dat wil zeggen: voor het eerst in de geschiedenis is de wereldwijde Gemeente van God dan ook in die stad vertegenwoordigd. Dit ontstaan gebeurt niet door mensenwerk, maar door Gods werk in hart en geweten van die persoon.
Een nieuwe plaatselijke samenkomst
Ja maar, zo zul je misschien zeggen: als nu gelovigen voor het eerst gaan samenkomen in een bepaalde plaats…? Wel, uit het voorgaande is al duidelijk dat zij dan geen gemeente stichten. De ene Gemeente is immers door God Zelf al gesticht in Handelingen 2 (zie ook Matth. 16:18 vv., 1 Kor. 12:13).
Wat gelovigen wél kunnen doen, is gaan samenkomen in hun eigen woonplaats, rekening houdend met wat de Bijbel zegt voor de hele Gemeente. Zelfs als niet alle gelovigen in hun woonplaats dat willen doen (bijv. omdat ze lid willen blijven van menselijke kerkelijke organisaties), dan nóg houden deze enkele gelovigen er dus rekening mee:
- dat ze maar een deel van de hele Gemeente zijn;
- dat ze dezelfde karaktertrekken moeten openbaren als de hele Gemeente naar Gods gedachten heeft;
- dat de principes die God voor de hele Gemeente heeft gegeven, ook voor hen als klein onderdeel ervan gelden.
Hoe gaat dat dan?
Het is mogelijk dat gelovigen door het lezen van de Schrift ontdekken welke beginselen gelden voor de hele Gemeente; en dat zij gehoorzaam aan dat Woord beginnen te praktiseren wat ze in de Schriften hebben gevonden. Als ze vervolgens andere gelovigen in andere plaatsen ontdekken die hetzelfde doen, zal er over en weer een blij herkennen zijn van wat Gods Geest bewerkt heeft, en zullen ze elkaar de hand reiken. Met andere woorden: ze zullen gemeenschap met elkaar oefenen in hun hele gemeentelijke leven: in de broodbreking, maar ook door samen te bidden, samen de leer van de apostelen te overdenken, samen één zelfde deel te genieten (dat is immers de betekenis van gemeenschap; zie Hand. 2:42).
Het kan ook zijn dat een groot aantal gelovigen uit de regio in één bepaalde plaats samenkomt; en dat een deel van hen, komend uit een bepaald dorp of een stad, de wens heeft bij zichzelf ter plaatse te gaan vergaderen. Wat is dan de weg?
Het is goed voor ogen te houden dat de Heer niet alleen wenst dat er op zoveel mogelijk plaatsen wordt brood gebroken, maar dat de Gemeente zichtbaar wordt; en dat die Gemeente haar éne Hoofd verheerlijk. Dat omvat ook allerlei andere aspecten: de leer van de apostelen moet worden gekend en onderwezen; de gelovigen moeten trouw zijn in hun leven met de Heer, in het getuigen, in de gebeden, in de gemeenschap…
Als deze aspecten niet of onvoldoende worden gevonden wanneer men nog samen op één plaats vergadert, is de tijd niet rijp om over te gaan tot een splitsing.
Waarom niet? Omdat dat de garantie vormt dat het in één van de beide plaatsen of zelfs in allebei na de splitsing op een fiasco uitloopt; binnen korte of langere tijd. Men gaat dan nl. te werk zonder eerst beproefd bevonden te zijn. Men wilde in enthousiasme ergens aan beginnen, maar had de kosten niet berekend. Het begon goed, maar na verloop van tijd vraag je je af: wie heeft u verhinderd om goed te lopen? En als je kritisch terugkijkt, zie je: het begin zat al niet goed, het was overhaast.
In de Schrift vinden we dat de Heer heeft voorzien in broeders die ‘onder u arbeiden en u leiding geven in de Heer’ (1 Thess. 5), die een voorbeeld zijn voor de kudde door hun gerijpte geloof en hun trouwe levenswandel (1 Petr. 5).
In het geval van het ontstaan van een nieuw getuigenis van de Gemeente is het heel essentieel dat eerst deze broeders zich rustig in gebed over deze kwestie buigen; als zij er vrede in hebben, ligt er een initiatief bij hen om e.e.a. rustig met enkele verantwoordelijke broeders uit die nieuwe plaats te bespreken, en pas daarna komt de vraag naar het draagvlak onder alle broeders en zusters.
Is er geen eensgezindheid in beide plaatsen, dan moet men biddend wachten. Anders gaan we te werk tegen de eenheid van het Lichaam in, en verstrooien en verdelen we in plaats van bijeen te vergaderen. Dan wordt het tegendeel bereikt van wat men zou willen, en ontstaat frustratie, verwijdering en bitterheid.
Graag geven we nog met volle instemming een artikel van onze gewaardeerde broeder R.K. Campbell weer:
Het vormen van nieuwe vergaderingen
Wanneer in een bepaalde plaats een vergadering van gelovigen gevormd moet worden, is het goed dit te doen in gemeenschap met één of meer omliggende vergaderingen of tenminste met de dichtstbijzijnde vergadering. Hierdoor wordt de eenheid en een gelukkige gemeenschap bevorderd, en de geest van onafhankelijkheid wordt vermeden. Daarna, wanneer alles overeenkomstig de Schriftuurlijke orde zijn beslag heeft gekregen, kunnen de omringende bestaande vergaderingen het ontstaan van deze nieuwe vergadering aan de andere vergaderingen bekendmaken en haar in hun gemeenschap en aanhoudende voorbede aanbevelen. De naburige vergaderingen moeten praktische gemeenschap betonen met deze nieuwe vergadering in het feit dat zij een nieuw getuigenis voor de Heer beginnen op de grondslag van het éne Lichaam, en hen daarom van tijd tot tijd op deze weg helpen door bezoeken en de bediening van het Woord.
Als op deze manier gemeenschap met een andere vergadering beoefend wordt, leert de nieuw gevormde vergadering wat het betekent praktisch te handelen op grond van de waarheid van het éne Lichaam en de éne Geest. Zo leert zij al in het allereerste begin dat zij geen onafhankelijke groep is en niet onafhankelijk van de Gemeente elders kan handelen.
In verband hiermee willen we de aandacht van de lezer graag vestigen op een waarheid die iemand eens zeer juist als volgt heeft uiteengezet: ‘Het is heel duidelijk dat, wanneer er twee of drie bijeenvergaderd zijn, zij een vergadering vormen, en dat als zij op de Schriftuurlijke manier vergaderd zijn, zij een vergadering van God zijn… Maar als daar in die plaats reeds een dergelijke vergadering bestaat, en een andere vergadering wordt door de wil van de mens onafhankelijk daarvan gevormd, dan is in Gods ogen alleen de eerste zedelijk gezien de vergadering van God en de andere in het geheel niet, omdat die andere vergadering gevormd is in onafhankelijkheid van de eenheid van het Lichaam’ (J.N. Darby).
We moeten er dus zeker van zijn dat we bij het vormen van een nieuwe vergadering niet onafhankelijk handelen, maar dat we handelen in overeenstemming met de eenheid van het Lichaam van Christus. Het spreekt vanzelf dat een vergadering die er bewust mee doorgaat een verkeerde weg te volgen die gekenmerkt is door kwaad en eigenwilligheid, uiteindelijk door de andere vergaderingen terzijde gesteld moet worden en dus afgesneden moet worden van de gemeenschap als een melaats huis (zie Lev. 14:43-45).
Zij kan niet langer worden beschouwd als een vergadering die op de grondslag van de Schrift vergaderd is. Wanneer nu in zo’n plaats een nieuwe vergadering ontstaat, in gemeenschap met vergaderingen elders, dan is dit geen daad van onafhankelijkheid, maar in overeenstemming met de heiligheid en de waarheid van Gods Huis, die afzondering van het kwaad vereisen (2 Kor. 6:17; 2 Tim. 2:20, 21). Wanneer we, zoals sommigen, zouden zeggen dat er geen Schriftuurlijke reden is om de gemeenschap met een vergadering te verbreken, is dat hetzelfde als te zeggen dat de Schrift niet zou oproepen tot afzondering van het kwaad.
Tot zover het artikel van br. Campbell. Als we kijken naar de geschiedenis van de afgelopen decennia, hebben we inderdaad gezien dat met name in de jaren ’80 en ’90 in vele plaatsen nieuwe vergaderingen ontstonden: met veel enthousiasme werd eraan begonnen, maar het draagvlak, de draagkracht en de volharding ontbraken, en de meeste ervan zijn voor het jaar 2000 al weer opgedoekt, vaak met grote schade voor het getuigenis én met emotionele littekens. Dat kán de bedoeling van de Heer niet zijn. Daarom geldt juist voor zo’n delicaat thema, dat we conform Efeze 4:1vv. moeten handelen in alle nederigheid en zachtmoedigheid, maar ook in lankmoedigheid, dat wil zeggen: met voorzichtigheid en geduld. De wolkkolom leidde Israël vroeger stap voor stap; en Gods Geest gaat vandaag de dag niet anders te werk.