Mijn beker vloeit over

‘Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij … mijn beker vloeit over’ (Ps. 23:4-5).

In Psalm 23 vinden we een proces dat in de ziel van ieder van ons moet plaatsvinden, zodat wij kunnen zeggen: ‘Mijn beker vloeit over’. Dit is niet de ervaring die we in het eerste deel van de psalm vinden. Als we kunnen zeggen: ‘De HEERE is mijn Herder’, is het gemakkelijk om eraan toe te voegen: ‘Mij ontbreekt niets’. Daarmee in overeenstemming zien we hoe de zorg van de Herder tot uiting komt in de grazige weiden en de stille wateren waarin Hij voorziet, zodat de ziel verkwikt kan wandelen in het spoor van de gerechtigheid omwille van Zijn Naam.

Maar in het laatste gedeelte van de psalm vindt een opvallende verandering plaats. Daar worden niet meer de grazige weiden en stille wateren aan onze ziel voorgesteld, maar ‘het dal vol schaduw van de dood’. Dit wordt gewoonlijk opgevat als ons sterfbed. In de praktijk wordt de ervaring van dit deel van de psalm beperkt tot het sterfbed. Maar dit hoeft niet zo te zijn en dat dit niet de gedachte van het gedeelte is, wordt duidelijk uit de woorden: ‘Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven’ (vs. 6).

Er is een grotere dood dan die van ons – en dat is de schaduw van Zijn dood, de dood van Psalm 22, die valt over het hele toneel van deze wereld. De wereld waarin onze Heer gekruisigd werd, is het dal vol schaduw van de dood. O, mocht ons hart meer getroffen worden door Zijn dood! Hoever is het hele toneel van Zijn dood voor ons gesloten, omhuld door de schaduw van Zijn dood.

En wat betekent dit voor ons? ‘U bent met mij’! Het is de Herder Zelf, Die méér is voor het hart dan al Zijn kostbare zorg. Hij is meer dan alles wat Hij kan geven. Wanneer we dit besef krijgen in de gemeenschap met Hem, te midden van een wereld die voor ons heeft afgedaan door Christus’ kruis, dan zeggen we niet alleen: ‘mij ontbreekt niets’, maar ook: ‘mijn beker vloeit over’.

‘U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen’ (vs. 5-6).

Velen beschouwen de dingen waar hun hart op vertrouwt, van wezenlijk belang voor het ervaren van blijdschap. In feite verzwakken deze dingen echter hun blijdschap of verhinderen ze die zelfs. Pas wanneer al het andere hun ontvalt en Christus alleen overblijft voor het hart, ervaren zij dat de beker overvloeit. Dat is het geheim van een rustig sterven in vrede, zoals velen het ervaren hebben.

Maar de Heer wil dat het ook een ervaring in ons leven wordt. Vroeg of laat moet iedere ziel daartoe gebracht worden, óf wanneer de dood komt om alles wat het hart afscheidde van Hem, te ontworstelen aan de greep, óf anders wanneer Zijn dood dat veel doeltreffender doet. En onze ziel vindt diepe vervulling waar ze die alleen maar kan vinden, in de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus onze Heer. Wanneer onze ziel niets meer heeft dan alleen Christus, ontdekt ze dat ze niets meer verlangt dan Hem. De brief aan de Filippiërs biedt ons de prachtige uitdrukking hiervan als de normale ervaring van de gelovige.

Mogen wij ieder voor onszelf weten wat het is wanneer Zijn dood zozeer alles voor ons hart is dat wij geborgen zijn in Hem; Als we Hem vinden, het rijk overvloeiende deel van onze beker, hoe onze omstandigheden ook zijn, zal ons pad stralen tot lof van Hem, totdat wij Zijn aangezicht zien en voor altijd in het huis van de Vader blijven. Al Zijn wegen met ons hier op aarde zijn erop gericht om onze ziel zó te vormen dat wij – nadat alles wat niet van Hem is, ons ontnomen is – in het dal vol schaduw van de dood zullen ontdekken hoe onze beker overvloeit in het besef: ‘U bent met mij’. Het is de vreugde van de eeuwigheid die nu begonnen is. In Zijn aanwezigheid is altijd volheid van blijdschap.

J.A. Trench