Leren van Obadja
‘Achab riep Obadja, de hofmeester. Nu vreesde Obadja de HEERE zeer. Het was namelijk gebeurd, toen Izebel de profeten van de HEERE uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam en ze per vijftig man in een grot verborg en hen met brood en water onderhield’ (1 Kon. 18:3-4).
God geeft ons bemoedigingen door ons Zijn gedachten kenbaar te maken over Zijn dienstknechten van vroeger. Obadja was een van hen. Hij vreesde de Heere zeer, wordt er gezegd, zelfs in zo’n mate dat hij zijn leven op het spel zette door honderd profeten te verbergen en te voeden, die anders door de verdorven koningin Izebel, de vrouw van Achab, gedood zouden worden.
God zoekt mensen die een hart hebben dat naar Hem uitgaat en die zichzelf zonder voorbehoud geven voor de zaak van Zijn Koninkrijk. Het vereiste vastberadenheid van Obadja. Hoeveel brood en water hij nodig had en voor hoelang, wordt ons niet verteld, maar het was voldoende en hij deed het vanuit een hartehouding die God liet beschrijven in Zijn Woord. Maar er was een bezwaar: hij was de hofmeester van Achab. Er wordt ons niet meegedeeld hoe hij aan deze baan in het paleis van de koning gekomen was. Wat we wel weten, is dat hij er niet toe gedwongen was, zoals in het geval van Daniël. Hierin mogen we misschien een zekere inconsequentie in zijn vreze voor de Heere zien.
In onze tijd van compromissen sluiten en het aangaan van ongelijke jukken kan de gelovige heel gemakkelijk in eenzelfde soort strik lopen die de vijand voor ons zet. In Psalm 19:14 bidt David: ‘Weerhoud Uw dienaar ook van hoogmoed. Laat die over mij niet heersen’. Davids ervaring van het getuigenis en de majesteit van God in de schepping en in de wet gaf hem het verlangen om in al zijn wegen oprecht te zijn en trouw aan zijn God. Waak en bid, opdat u niet in verzoeking komt (Matth. 26:41). De Heere is altijd nabij.
Klaas Rot