Laat mijn Liefste in Zijn tuin komen
‘Laat mijn Liefste in Zijn tuin komen en eten van zijn beste vruchten! Ik ben in Mijn tuin gekomen, Mijn zuster, Mijn bruid’ (Hoogl. 4:16–5:1).
In de Bruidegom of de ‘Liefste’ in het Hooglied vinden we, daarover zullen gelovigen het eens zijn, een prachtig beeld van Christus. Hoewel de strikte interpretatie van de bruid Christus’ aardse volk op het oog heeft, mogen we beslist ook een toepassing maken op de Gemeente, de hemelse bruid van Christus. De Bruidegom spreekt altijd over de tuin als ‘Mijn tuin’, terwijl de bruid zich erin verheugt om die te erkennen als ‘Zijn tuin’. De toepassing is duidelijk: de Heer vraagt ons hart voor Hemzelf. De Heer verlangt niet gewoon onze tijd, onze middelen, onze hersenen, onze drukke dienst, maar bovenal verlangt Hij onze onverdeelde liefde. De tuin moet Zijn tuin zijn. En als de Heer ons hart verlangt als een tuin om Zich in te verheugen, moet het de kenmerken hebben van de tuin die in overeenstemming is met Zijn gedachten.
Er zijn in het Hooglied van Salomo vijf opvallende kenmerken van deze tuin, die laten zien wat de Heer verlangt van ons hart voor Hem. De tuin van de Heer is een gesloten tuin, een bevloeide tuin, een vruchtbare tuin, een geurige tuin en een verfrissende tuin. Als het hart van de gelovige afgescheiden is van de wereld, beschermd voor het kwaad en apart gezet voor de Heer, zal het als een gesloten tuin zijn. In een bevloeide tuin heeft het hart zijn verborgen bron van verfrissing en vreugde – het leven dat geleefd wordt in de kracht van de Heilige Geest en de fontein die opspringt tot zijn bron, zal kostbare vrucht voortbrengen die spreekt van de voortreffelijkheden van Christus. Deze vrucht in het hart van de gelovige zal tot aanbidding leiden. Het hart dat in aanbidding tot Christus uitgaat, zal dan een bron van zegen en verfrissing worden voor de wereld rondom. De Heer verlangt ernaar ons hart te bezitten als een tuin van verrukkingen voor Hemzelf.
H. Smith