Johannes de Doper
In verschillende gedeelten in de evangeliën vinden we lessen over Johannes de Doper, die we graag willen overdenken tot ons nut en onze zegen.
Er was een mens, van God gezonden; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. En hij beleed …: Ik ben de Christus niet. … Zij zeiden dan tot hem: … Wat zegt u van uzelf? Hij zei: Ik [ben] de stem van een roepende in de woestijn: ‘Maakt de weg van [de] Heer recht!’, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft. Johannes 1:6-7,20,22-23
Het Evangelie van Lukas geeft ons het prachtige verhaal van de geboorte van Johannes de Doper. Het Evangelie van Johannes stelt hem eenvoudig aan ons voor als ‘een mens, van God gezonden’, en vertelt ons het doel waarvooroe hij was gezonden: ‘om van het licht te getuigen’. Jesaja en Maleachi hadden over zijn zending gesproken; de engel Gabriël en zijn eigen vader Zacharias hadden voorzegd wat hij zou doen. Hier zien we hem in actie.
Steeds opnieuw in Johannes 1 zien we hoe Johannes de Doper getuigt van Jezus. ‘Deze was het van Wie ik zei: Hij Die na mij komt, is vóór mij, want Hij was eerder dan ik’ (vs. 15). De Joodse religieuze leiders willen meer weten van deze boodschapper en vragen hem naar zijn bevoegdheid om deze boodschap te verkondigen. Maar hij wil geen discussie over hemzelf – heeft een boodschap te brengen over een Ander. Dit is het allerbelangrijkste voor hem!
Hoe meer vragen er over hemzelf gesteld worden, hoe beknopter zijn antwoorden worden. ‘Wie bent u?’ ‘Ik ben de Christus niet.’ ‘Wat dan? Bent u Elia?’ ‘Ik ben het niet.’ ‘Bent u de profeet?’ ‘Nee.’
Ten slotte, wanneer er verder aangedrongen wordt op een antwoord, zegt hij dat hij ‘de stem van een roepende in de woestijn’ is, en opnieuw verkondigt hij zijn boodschap: ‘Maakt de weg van de Heer recht!’ Hij vervolgt met te vertellen over Een die zij niet kennen, van Wie hij het ‘niet waard [was] zijn schoenriem los te maken’. Hoe bescheiden – slechts een ongeziene stem te zijn, maar een stem die Christus bekendmaakt! Hoe is dat bij ons?
Onder hogepriester Annas en Kajafas, kwam het woord van God tot Johannes, de zoon van Zacharia, in de woestijn. En hij kwam naar de hele streek van de Jordaan en predikte de doop van bekering tot vergeving van zonden …. Hij zei dan tot de menigten die uitliepen om door hem gedoopt te worden: Adderengebroed, wie heeft u een aanwijzing gegeven om de komende toorn te ontvluchten? Brengt dan vruchten voort, de bekering waardig. Lukas 3:2-3,7-8
Israël bevond zich in verschrikkelijke wanorde. De heersers van het vierde heidense rijk van Daniël 2 en 7 waren aan de macht. Het door God gegeven hogepriesterschap van Israël was in verwarring: twee mannen oefenden tegelijkertijd diezelfde functie uit. God had sinds de tijd van Maleachi, al langer dan vierhonderd jaar, Zijn volk niet meer rechtstreeks aangesproken. Gods profeet, als een Elia in oude tijden, ‘was in de woestijnen tot de dag van zijn optreden in Israël’ (Luk. 1:80). Toen kwam Gods woord tot hem en hij trad moedig op en predikte de doop van bekering tot vergeving van zonden. Zijn woorden kwamen uit Jesaja 40.
Grote menigten, een gemengd gezelschap, stroomden uit om naar deze stem uit de wildernis te horen. Sommigen waren zelfgenoegzame sensatiebeluste mensen, want ten slotte waren ze allemaal nakomelingen van Abraham! Hoe beledigd moeten zij zich gevoeld hebben toen hij hen ‘adderengebroed’ noemde en hen waarschuwde om de komende toorn te ontvluchten! Anderen waren oprecht en reageerden op zijn prediking door hun zonden te belijden, de doop te ondergaan als symbool daarvan en te vragen hoe ze een ander leven konden leiden.
Voor ieder van hen had hij een antwoord. De mensen vroegen zich af ‘of hij niet misschien de Christus was’. Johannes greep de gelegenheid aan om hun te vertellen over Degene Die zou komen, Die sterker zou zijn dan hij, Die zou dopen met de Heilige Geest en met vuur. En zo hoort iedere ware dienaar van God de aandacht van zichzelf af te wenden en te richten op Christus!
De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zei: Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. … Ik heb de Geest zien neerdalen uit de hemel als een duif, en hij bleef op Hem. En ik kende Hem niet; maar Die mij heeft gezonden om te dopen in water, Die had mij gezegd: Op Wie u de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Die is het Die met de Heilige Geest doopt. En ik heb gezien en getuigd dat Deze de Zoon van God is. Johannes 1:29,32-34
Deze verzen zijn een gedeelte van de verklaring van Johannes de Doper hoe hij de grootheid van de Heer Jezus had leren kennen, Wie Hij is en wat Hij zou gaan doen. Van de moederschoot af was Johannes al vervuld met de Heilige Geest, en hij was van vreugde opgesprongen in Elizabeths schoot toen de maagd Maria, net zwanger van Jezus, was aangekomen in het huis van zijn ouders en zijn moeder had begroet.
Maar nu was Johannes ongeveer dertig jaar oud, een man die volledig in beslag genomen werd door de dienst waarvoor God hem had geroepen: de weg voor de Heer voorbereiden. En aan deze nederige profeet gaf God de unieke eer om persoonlijk contact te hebben met het Voorwerp van Zijn profetieën: Jezus.
Mattheüs, Markus en Lukas vertellen ons hoe Johannes had gepredikt: ‘Bekeert u’ en ‘Bereidt de weg van de Heer’. Zij beschrijven het prachtige tafereel hoe Johannes Jezus doopte toen Deze naar hem toe kwam. Maar in dit Evangelie lezen we hoe Johannes zelf vertelt wat hij die dag gezien had.
God had Samuël van tevoren verteld over degene die hij moest zalven (1 Sam. 9:15-17). En zo had Hij ook Johannes van tevoren laten weten Wie er naar hem toe zou komen. Bij Jezus’ doop had God verklaard Wie Hij is. Johannes was hier getuige van geweest. Nu verklaarde hij dat Jezus veel méér was dan waar de Joden naar uitzagen. Hij was het Lam van God dat de zonde van de wereld zou wegnemen; Degene Die na Johannes zou komen en toch éérder was dan hij; Degene op Wie de Geest zou neerdalen en blijven; Degene Die zou dopen met de Heilige Geest: de Zoon van God!
Rabbi, Hij Die met u was aan de overkant van de Jordaan en van Wie u getuigd hebt, zie, Hij doopt en allen komen tot Hem. Johannes antwoordde …: Hij die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die daarbij staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Deze mijn blijdschap dan is vervuld geworden. Hij moet meer, maar ik minder worden. Johannes 3:26-27,29-30
Johannes de Doper had, met twee van zijn discipelen bij zich, al eens getuigd van Jezus in Johannes 1:35-37. Kijkend naar Jezus Die daar wandelde, had hij uitgeroepen: ‘Zie, het Lam van God.’ Toen de twee discipelen zijn woorden hadden gehoord waren ze Jezus gevolgd; ze hadden ontdekt waar Hij verbleef en waren die dag bij Hem gebleven. We lezen nergens dat ze terugkeerden naar Johannes de Doper, maar deze nederige dienstknecht van God laat geen teleurstelling of bitterheid hierover blijken.
Deze gebeurtenis was duidelijk het begin van veel vergelijkbare gebeurtenissen. Terwijl Johannes rustig doorging met zijn bediening, werd al snel duidelijk dat Jezus meer volgelingen aantrok dan hij. Enkele mensen maakte hem hierop attent. Probeerden ze misschien jaloezie bij hem op te wekken? Als dat zo was slaagden ze daar niet in. Johannes zei ronduit tegen hen dat een mens helemaal niets kan aannemen, tenzij het hem uit de hemel is gegeven. Hij was niet de Christus, maar hij had de eervolle taak gekregen de voorloper van Christus te zijn.
Bij bruiloften in die tijd stond de bruidegom centraal; hij was degene die geëerd werd. Zo zal het ook zijn bij de Bruiloft van het Lam, op een dag die spoedig zal komen. Toen hij zag hoe Christus geëerd werd, verblijdde Johannes zich als vriend van de bruidegom in plaats van zich erdoor beledigd te voelen. Christus moest meer, maar hij moets minder worden. Aan zijn eigen dienst zou een einde komen.
Wat een voorbeeld! Wanneer Christus verheerlijkt wordt mogen wij ons verheugen! Als onze dienst kan bijdragen aan Zijn heerlijkheid, laten we ons er dan niet druk om maken wie de eer daarvoor krijgt. Hij is rechtvaardig. Onze beloning is zeker.
Herodes had … Johannes laten grijpen en binden in de gevangenis ter wille van Herodias, de vrouw van zijn broeder Filippus, omdat hij haar getrouwd had. Want Johannes had tot Herodes gezegd: Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben. En Herodias had het op hem gemunt en wilde hem doden, maar kon dit niet, want Herodes vreesde Johannes, daar hij wist, dat hij een rechtvaardig en heilig man was en hij beschermde hem; en toen hij hem gehoord had, deed hij vele dingen, en hij hoorde hem gaarne. Markus 6:17-20
Johannes de Doper beperkte zijn prediking niet tot de ‘gewone’ mensen die naar hem toe kwamen in de wildernis en op de oever van de rivier de Jordaan. Onverschrokken berispte hij de viervorst Herodes vanwege zijn zonde door met Herodias, de vrouw van zijn broeder Filippus, te trouwen. Als we de verschillende gedeelten lezen waarin dit genoemd wordt, zien we duidelijk dat Johannes niet tegen de mensen preekte over Herodes’ slechtheid, maar het hem moedig in zijn gezicht zei.
Wie tegen de heerser van een land zegt: ‘Het is u niet geoorloofd’, toont daarmee duidelijk aan dat Gods Woord belangrijker voor hem is dan welke menselijke koning ook.
Gods Woord is het ultieme gezag voor alle mensen, van de hoogstgeplaatste tot de laagstgeplaatste. Herhaaldelijk zien we in de Bijbel hoe Gods profeten koningen terechtwezen wanneer hun gedrag openlijk in tegenspraak was met Gods geboden. Maar velen van hen die God op deze manier dienden stond lijden te wachten en zelfs de dood – zoals ook uiteindelijk het geval was met Johannes de Doper – als gevolg van het standpunt dat ze innamen. Ook tegenwoordig kunnen Gods dienstknechten het martelaarschap verwachten als een mogelijk gevolg van hun trouw.
Morele zuiverheid lijkt steeds zeldzamer te worden in deze wereld, vooral onder hooggeplaatsten. Slechte mensen doen wat zij zelf willen. Dingen die God afkeurt worden door de mensen gelegaliseerd en als hun recht beschouwd! Het is interessant om op te merken dat Herodes toch wel bang was voor Johannes, en hem aan de andere kant graag hoorde. Dat ook ons getuigenis gerespecteerd wordt door iedereen met wie wij in aanraking komen.
Toen Johannes in de gevangenis de werken van Christus hoorde, zond hij zijn discipelen zei tot Hem: Bent U Degene Die komen zou, of moeten wij een ander verwachten? En Jezus antwoordde en zei tot hen: Gaat heen en bericht Johannes wat u hoort en ziet: blinden worden ziende … en welgelukzalig is hij die aan Mij niet geërgerd wordt! En toen dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen over Johannes: Wat bent u in de woestijn gaan aanschouwen? … Een profeet? Ja, zeg Ik u, ook meer dan een profeet. Mattheüs 11:2-9
Johannes de Doper, op wie menigten berouwvolle Israëlieten waren afgekomen, had het moeilijk in de gevangenis. Herodes had Johannes gevangengenomen vanwege diens afkeuring van Herodes’ huwelijk met Herodias, de vrouw van zijn broer, maar hij liet Johannes gevangen zitten om hem te beschermen tegen zijn vrouw; en ondertussen hoorde hij hem graag (Mark. 6:19-20).
De dagen gingen voorbij en er veranderde niets voor Johannes. Zijn gedachten plaagden hem: Jezus deed wonderen. Waarom deed Hij nu niets om hem te helpen? Had hij zich vergist toen hij op Hem wees als het Lam van God dat de zonden van de wereld weg zou nemen?
Hij stuurde twee van zijn discipelen naar Jezus om Hem rechtstreeks deze vraag te stellen. ‘(Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en kwalen en boze geesten en aan vele blinden gaf Hij het gezicht)’ (Luk. 7:21). Daarna stuurde Jezus de boodschappers naar Johannes terug om hem te vertellen wat zij hadden gezien en gehoord. Zijn macht was onverminderd. ‘Welgelukzalig is hij die aan Mij niet geërgerd word.’
Wij begrijpen gewoonlijk Zijn wegen niet. Zijn wegen en gedachten zijn hoger dan die van ons, zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde. Maar het is onze taak om te wandelen door geloof, niet door wat we zien!
Hoe krachtig verdedigt de Heer Zijn profeet tegenover de menigte die zijn woorden van twijfel had gehoord! Johannes was geen riet door de wind bewogen. Hij zat in de gevangenis van de koning, niet in zijn paleis! Hij was een profeet die het onderwerp van een profetie was geworden, en als zij het wilden aannemen: hij was Elia die zou komen. Bewonderenswaardige Heer!
E.P. Vedder jr.