Hoe de Heer helpt
‘Hij zal uw voet niet laten wankelen’ (Ps. 121:3).
Vanaf vers 3 spreekt de psalmist niet meer in de ik-vorm, maar een ander spreekt tot hem. Het is alsof God hem nu een boodschap door een profeet laat toekomen. Daarbij worden twee negatief uitgedrukte feiten (‘niet toelaten’ in vers 3 en ‘niet steken’ in vers 6) telkens tegenover de positieve verzekering gezet dat de HEERE tot Bewaarder is aangesteld. Dat is heerlijk en troostvol.
Het eerste ‘niet’ is een verreikende belofte! Is ze niet in tegenspraak met onze ervaring van zoveel struikelingen? Welnu, wanneer wij in Zijn wegen wandelen, worden wij bewaard en struikelen wij niet. Veel plaatsen in Gods Woord betuigen dat. ‘Want de HEERE is je hoop, Hij zal je voet bewaren voor gevangenschap’. ‘Dan zul je je weg onbezorgd gaan en je voet niet stoten’ (Spr. 3:26,23). ‘De voetstappen van die man worden door de HEERE vastgezet, Hij vindt vreugde in zijn weg’ (Ps. 37:23). En in de laatste Brief van het Nieuwe Testament wordt ons verzekerd dat God ‘machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor Zijn heerlijkheid te stellen, met grote vreugde’ (Judas :24).
Hoe komt het toch dat wij ondanks Gods bewaring zo vaak struikelen en wankelen? Dit komt doordat wij niet werkelijk onze harten op Hem richten. Wanneer wij echter van harte begeren om in Zijn wegen te gaan, persoonlijk of gemeenschappelijk, dan zal Zijn antwoord zijn: Hij bewaart ons en laat niet toe dat onze voet wankelt.
Na dit gedeelte wordt er drie keer over de Bewaarder gesproken en ook drie keer over bewaren (hetzelfde woord maar in de vorm van een activiteit). Tweemaal staat er ‘uw Bewaarder’, eenmaal ‘de Bewaarder van Israël’. Hij heeft ook nu het geheel (de Gemeente) lief, omdat Hij iedere gelovige liefheeft. Luister, beste vriend die onder zorgen gebukt gaat: ‘De HEERE is uw Bewaarder’. Hij is er dag en nacht voor u. ‘Zie, de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen’. En Hij gedraagt Zich tegenover u niet anders dan Hij tegenover Israël doet en gedaan heeft.
Inderdaad is het voorbeeld van Israël een les en aanmoediging voor ons allemaal. Heeft de geschiedenis niet duidelijk laten zien dat de HEERE ook de Bewaarder van Israël was en vandaag nog is? Geen volk is ooit zo verdrukt als dit volk. De vijanden hebben daarbij moeten ervaren wat het betekent Zijn ‘oogappel’ aan te raken (Zach. 2:8). Ook al verhardt Israël vandaag nog in ongeloof, toch zal Hij ondanks dat Zijn doel bereiken met Zijn volk.
En dan komt de tweede belofte die met ‘niet’ wordt begeleid: ‘De zon zal u overdag niet steken, de maan niet in de nacht’ (Ps. 121:6). Soms ondervinden wij heel pijnlijk hoe stekend de zon kan zijn, zeker wanneer Hij niet de schaduw aan onze rechterhand zou zijn, dan zou de zon ons verbranden. Wanneer onze omstandigheden als een verzengende zon zijn, dan mogen we elkaar met de gedachte bemoedigen dat Hij alles onder controle heeft, ook de zon en de maan. Dat is in de natuur zo, en dat is het ook op geestelijk gebied zo. Soms laat God toe dat de zon steekt.
Bij de profeet Jona liet God, toen de zon opgegaan was, een verzengende oostenwind waaien, en dan staat er: ‘En de zon stak op het hoofd van Jona, zodat hij geheel uitgeput raakte’ (Jona 4:8). God had in Zijn goedheid van tevoren een wonderboom gegeven, om hem tegen de zon te beschermen en hem van zijn mistroostigheid te bevrijden. Maar we horen er niets over dat de profeet Hem daarvoor gedankt heeft.
Ook wij gedragen ons soms precies hetzelfde. Wij genieten van de goedheid van God, zonder dat dit ons in ons binnenste bij Hem brengt. Dan moet God ook wel eens onze ‘wonderboom’ laten verdorren om ons te laten beseffen dat wij meer op aangename omstandigheden vertrouwden dan op Hem. Desondanks blijft het wel waar: wanneer wij met ons hart bij Hem blijven, zal de zon ons overdag niet steken en de maan ’s nachts al evenmin. Wanneer wij in de schuilplaats van de Allerhoogste verkeren, hoeven wij ook deze invloeden niet te vrezen. Wij moeten ons er niet mee bezighouden.
Schrijver onbekend.