Wie hebt u hier verder nog?

‘Wie hebt u hier verder nog?’ (Gen. 19:12). Dat is de ernstige vraag van de Heer aan u, geliefde lezer. Spoedig zullen de oordelen van God over deze wereld komen; hebt u in deze ‘stad van verderf’ nog iemand van wie het behoud u ter harte gaat? Breng hem uit deze plaats, want de Heer gaat deze stad te gronde richten.

Voordat de zondvloed kwam, zei God tot Noach: ‘Ga in de ark, u en heel uw gezin’ (Gen. 7:1). Voordat de schuldige inwoners van Jericho werden verdelgd, werd Rachab met haar vader en haar moeder, en haar broers, ja met alles wat van haar was, naar een veilige plaats gebracht (Joz. 6:23). Rachab had gesmeekt dat haar vader, haar moeder, haar broers en zussen en alles wat zij had, in leven mochten blijven, en allen werden onder de bescherming van het scharlaken koord op de dag van het oordeel gered.

Rachab bezat een eenvoudig geloof. De Heer is bereid hetzelfde geloof in ons te werken. Rachab was een zondares, misschien wel de grootste in Jericho, maar zij geloofde in God en dit werd haar tot gerechtigheid gerekend. Het ‘rode koord’, een beeld van het kostbare bloed van Christus, was haar zekerheid; en zij geloofde niet alleen voor zichzelf, maar voor haar gehele huis in de woorden van de Heer en de Heer bekroonde haar geloof. Welk een navolgenswaardig voorbeeld voor ons! God is nog dezelfde God. Als wij eenvoudig op Hem en op Zijn Woord vertrouwen, zal Hij ook ons niet beschamen.

Maar een ander toneel wordt ons getoond. Het was Lot tot wie de vraag kwam: ‘Wie hebt u hier verder nog?’ Het was dezelfde Lot die de waterrijke vlakte van Sodom verkozen had boven de gemeenschap met Abraham. Dit Sodom nu zou te gronde gericht worden. ‘Wie hebt u hier verder nog?’ zo spraken de engelen tot hem, ‘een schoonzoon, uw zonen, of uw dochters: breng allen die u in de stad hebt, uit deze plaats naar buiten’. Lot, denk toch aan degenen die je in Sodom hebt, aan je vrouw, aan je kinderen die je in Sodom gekregen hebt, aan je schoonzonen, aan wie je in Sodom je dochters wilt geven, ga tot hen, smeek hen, smeek hen dat ze je volgen, want als zij deze nacht niet naar je luisteren, zullen zij morgen sterven.

Maar Lot scheen in de ogen van zijn schoonzonen als iemand die grappen maakte. Zijn wandel was werelds en daarom had hij geen kracht om van de toekomst te getuigen. Hij was een van hen, een inwoner van hun stad. Hij zelf werd door de barmhartigheid van de Heer gered als door vuur. Hij verliet de stad zonder zijn schoonzonen en spoedig verloor hij zijn vrouw. Toen de zon hoog aan de hemel stond, waren allen door vuur en zwavel verbrand.

De Heer geve dat wij dit ernstige voorbeeld ter harte nemen. Hoe ontzettend zou het zijn als de onzen door de naderende oordelen van de Heer verdelgd werden! Laten wij ons daarom geheel van de wereld gescheiden houden met ons gehele huisgezin. Dan pas zullen wij kracht hebben om de onzen tot de Heer Jezus te brengen, om ons, net als een Rachab, aan de belofte van God vast te klemmen. Gezegend voorrecht, wanneer wij, als de Heer komt, met al de onzen deze wereld vol ellende verlaten, om voor eeuwig bij de Heer te zijn!

BdH jrg. 9