Een nest bij Uw altaren

‘Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw haar nest, waarin zij haar jongen legt: bij Uw altaren, HEERE van de legermachten, mijn Koning en mijn God’ (Ps. 84:4).

De tedere zorg van God voor het geringste van Zijn schepselen wordt hier ontroerend beschreven. De psalmist benijdt hun voorrechten. Hij verlangt ernaar om als het ware te nestelen in het huis van God. De gelovige vindt een volmaakt thuis en volkomen rust bij Gods altaren, of beter gezegd: in de grote waarheden die ze praktisch verwerkelijken.

Zijn vertrouwen in God wordt echter nog verzoet en versterkt door de kennis van Zijn minutieuze, universele, voorzienige zorg. Het wordt zijn bewonderende verrukking. ‘God slaagt erin’, zo heeft iemand het eens prachtig onder woorden gebracht, ‘om een huis te vinden voor de meest waardeloze vogels en een nest voor de meest rusteloze vogels’. Wat een vertrouwen zou dit ons moeten geven. Wat een rust vindt de ziel die zich toevertrouwt aan de oplettende, tedere zorg van Hem Die zo volkomen voorziet in de behoeften van al Gods kinderen!

Wij weten wat het begrip ‘nest’ inhoudt, evenals ‘huis’. Is het niet een veilige plaats, een beschutting voor de storm, een bedekking om je onder te verbergen voor al het kwaad – een bescherming tegen alles wat kan schaden – een plaats om in te rusten, te nestelen, je in te verheugen?

Maar er is één ding bij deze zeer bevoorrechte vogels dat ons in deze overdenking krachtig treft: zij kennen Hem niet uit Wie al deze goedheid voortvloeit – ze kennen noch Zijn hart noch Zijn hand. Ze genoten de overvloedige voorzieningen van Zijn tedere zorg; Hij dacht aan alles wat zij nodig hadden, maar er was geen gemeenschap tussen hen en de grote Gever. Hier kunnen wij een nuttige les uit leren.

Wees nooit tevreden met het regelmatig bezoeken van plaatsen die alléén gekenmerkt worden door sociale activiteiten, fijne pastorale zorgen, plaatsen waar een beroep gedaan wordt op emoties.

Lieve lezer, zoek allereerst naar een plaats waar de innige gemeenschap met de levende God, onze Heer en Verlosser, wordt gevonden, opdat we als een David in Psalm 27 kunnen zeggen: ‘Één ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel’, dat allereerst tot eer en verheerlijking van God en tot zegen voor ons die dergelijke plaatsen bezoeken.

A. Miller