De voeten van de Heer Jezus

‘Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw God is Koning!’ (Jes. 52:7).

‘En hoe zullen zij prediken, als zij niet gezonden zijn? Zoals geschreven staat: Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die vrede verkondigen, van hen die het goede verkondigen’ (Rom. 10:15).

Hoe lieflijk waren de voeten van de Heer Jezus voor Zijn God en Vader, toen Hij op deze wereld wandelde. Zoals wij Hem in gedachten volgen, door Galilea en Judea heen en nog verder, is Hij altijd bezig geweest met het doen van wat Zijn Vader welgevallig was, maar ook met het brengen van vrede, genezing en zegen aan allen die in geloof tot Hem kwamen. Altijd bezig Gods wil te doen, ongeacht wat het Hem kostte: of Hij nu ‘vermoeid van de reis’ was, of de haat moest verduren van mensen voor wie Hij was gekomen om hen te zegenen. Maar nooit week Hij ook maar één stap uit, al was zijn pad ‘zonder één aardse glimlach Hem leidend naar het kruis’, waaraan Hij het werk voltooide dat Zijn Vader Hem te doen gegeven had.

Hoe is het nu mogelijk dat wat gezegd kan worden van de Heer Jezus Christus als Mens hier beneden, ook kan worden gezegd van hen die ‘Zijn voetsporen navolgen’, zoals de citaten van Jesaja 52:7 en Romeinen 10:15 schijnen te suggereren? Dat kan alleen betekenen dat wanneer wij Hem willen volgen en onze voeten in Zijn voetsporen zetten, de Heilige Geest ons zal vormen naar Jezus’ beeld en dat Goddelijke Personen zodoende onze voeten, die Hem nu vertegenwoordigen, lieflijk zullen vinden.

Ik geloof dat wij wat dit betreft zeer geholpen kunnen worden door drie voorvallen in het Lukas-evangelie te overdenken, waarin we personen vinden die bij deze lieflijke voeten betrokken waren, en overdenken wat de Heer Jezus over deze drie personen heeft gezegd. Daarbij zullen we ook zien dat de ene stond, de tweede zat en de derde op zijn aangezicht lag; elke houding was passend.

In Lukas 7:37-38 lezen we: ‘En zie, een vrouw in de stad die een zondares was, en die wist dat Hij in het huis van de farizeeër aanlag, bracht een albasten fles met balsem; en zij ging wenend achter Hem staan, bij Zijn voeten, en begon Zijn voeten met tranen nat te maken en zij droogde ze af met de haren van haar hoofd en zij kuste Zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem’.

Deze vrouw werd, in het diepe besef van haar zondige leven, door de Goddelijke liefde en genade die zo volmaakt van de Heer Jezus uitstraalde, aangetrokken tot Zijn voeten. Haar tranen van berouw waren zo kostbaar voor Hem, Die alles van haar wist maar haar niet afwees. Wat een verfrissing brachten deze tranen Hem, toen zij Zijn voeten ermee waste en bereid was heel haar eer (haar haar) te gebruiken om deze voeten te drogen. Jezus’ uitspraak ‘maar wie weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief’ zegt ons dat zij de Heer heel diep liefhad en dit is het eerste en meest wezenlijke wat wij moeten weten, willen wij Zijn voetsporen navolgen. Hij moet in onze liefde de eerste plaats hebben. Haar staan achter Hem, maar aan Zijn voeten, laat mij zien dat haar liefde voor Hem haar toebereidde om Hem op een priesterlijke wijze te kunnen dienen.

Het tweede voorval vinden we in Lukas 10:39 en 42, waar we lezen: ‘En deze had een zuster, Maria geheten, die ook aan de voeten van Jezus zaten naar Zijn woord luisterde … maar één ding is nodig, doch Maria heeft het goede deel gekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen’. Maria van Bethanië was goed bekend met de voeten van de Heer Jezus. Zij zat er te luisteren. Zij is ook bij Zijn voeten geknield, overmand door smart, en heeft Zijn voeten met narduszalf gezalfd.

‘Maria heeft het goede deel gekozen’ drukt een besliste keuze uit en aan die keuze kon niemand iets veranderen. Dit moet ons aanspreken als eerbiedige toewijding. Maria had de Heer Jezus ongetwijfeld lief, maar had ook eerbied voor Hem. De Heer heeft haar keuze op zó hoge waarde gesteld dat Hij zei: ‘… dat van haar niet zal worden weggenomen’. Hier leren we een tweede punt dat ons moet kenmerken: wij moeten Hem ook eerbiedig toegewijd zijn door aan Zijn voeten te zitten en naar Hem te luisteren in de Schriften, we moeten tijd geven aan de bestudering van het Woord en van Hem leren in gebed en gemeenschap. We moeten in ons gemoed in vrede en rust zijn, zoals het woord ‘zitten’ ook uitdrukt; het zitten aan Zijn voeten zou ons er altijd aan moeten herinneren waar deze voeten haar tot eerbiedige toewijding aan Zijn Vader brachten en ook ons.

Ten slotte:in Lukas 17:15-16 lezen we over een van de tien door de Heer genezen melaatsen: ‘En een van hen, toen hij zag dat hij genezen was, keerde terug, terwijl hij met luider stem God verheerlijkte. En hij viel op zijn aangezicht aan Zijn voeten en dankte Hem; en deze was een Samaritaan’. Wij moeten Hem niet alleen liefhebben en Hem eerbiedig toegewijd zijn; ons kenmerk moet ook zijn dat we Hem danken en verheerlijken en via Hem Zijn Vader. ‘Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn de negen?’ is een vraag voor zelfonderzoek, een die wij zelf allemaal moeten beantwoorden. Die vraag betreft niet alleen onze liefde en onze toewijding, maar ook ons reageren op Zijn vermaning: ‘Doe dat tot Mijn gedachtenis’.

Maria van Bethanië heeft de enige gelegenheid die zij had om Zijn liefde te beantwoorden, aangegrepen door Zijn voeten met narduszalf te zalven. En de Heer heeft ervoor gezorgd dat wat zij had gedaan, nooit zou worden vergeten. Hebben wij niet gelegenheden te over om op Zijn vermaning te reageren? En hier richt de pas genezen melaatse in de allereerste plaats het antwoord van zijn hart tot de gezegende Man Die zo veel voor hem gedaan heeft; zijn hart vloeit over van dankzegging en verheerlijking aan God over wat de Heer Jezus heeft gedaan.

Hoe staat het met u, geliefde lezer, bent u een van ‘de negen’? Of bent u zoals deze goede man die afzag van alles om respons te geven aan de Heer Jezus en aan Zijn God en Vader?

Ik geloof ernstig: als wij meer weet hebben van deze drie handelingen, zal het ook meer waar worden dat onze voeten lieflijk zijn in Gods ogen, omdat ze de voetsporen van de Heer Jezus Christus navolgen. Dergelijke voeten zullen uiteindelijk door de God van de vrede worden gebruikt om de satan te verpletteren, zoals de Schrift zegt in vers 20 van Romeinen 16: ‘De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u!’

J. Brett