De strijd is van de Heer

Toen Mozes Israël voor de laatste keer zegende, waren zijn laatste woorden: ‘Welzalig bent u, Israël! Wie is zoals u? U bent een volk dat door de HEERE verlost is. Hij is een schild en een hulp voor u, Hij is uw majesteitelijke zwaard; daarom zullen uw vijanden zich geveinsd aan u onderwerpen, en ú zult hun hoogten betreden!’ (Deut. 33:29).

Zijn dat geen woorden om onze hand op te leggen en ons geloof in te oefenen? God is ons schild in elk gevaar en ons zwaard in elk conflict. En als Hij zo bij ons is, kan het dan anders zijn dan dat wij de hoogten van de vijand betreden?

Met deze belofte begint Jozua het land te veroveren en hij onderwerpt het. Als hij oud en op dagen gekomen is (Joz. 23:1), roept hij Israël samen en zegt hij: ‘Dat er geen enkel woord van al de goede woorden die de HEERE, uw God, over u gesproken heeft, onvervuld gebleven is’ (vs. 14). God had voor hen gestreden (vs. 3), maar er waren nog meer gevechten te leveren. Daarvoor geeft Jozua hun de voorwaardelijke belofte dat als zij de Heer, hun God, zouden aanhangen zoals zij dat tot dan toe gedaan hadden, een énig man onder hen er duizend zou verjagen, ‘want de HEERE, uw God, Zelf is het Die voor u gestreden heeft’.

Wat een kostbare woorden voor alle gelovigen, maar vooral voor hen die uitgaan in de oogstvelden van God. We horen soms over ontmoediging, over slap hangende handen, over wankelende knieën, maar we willen deze ziel-inspirerende woorden als een echo doorgeven, opdat ze in de oren van ontmoedigden klinken als een troost en vreugde van de Heilige Geest.

Wij zijn nooit zonder schild en zwaard zolang we er tevreden mee zijn te vertrouwen op de God Die deze dingen heeft beloofd. Dat ondervond Jonathan toen alleen hij en zijn wapendrager opgetrokken was naar het garnizoen van de Filistijnen (1 Sam. 14). Dat was het keerpunt in de slavernij van de Israëlieten en opende de weg voor de eerste overwinningen van Saul. Tot dat ogenblik was Saul onmachtig, want hij was de man van het vlees. Maar zijn zoon was de man van het geloof. Vaak behaalt het vlees grote overwinningen nadat het geloof het getij veranderd heeft. Het geloof rekent op God – het vlees rekent op haar hulpbronnen. Geloof kan alléén gaan, bewust van de tegenwoordigheid van God. Het vlees wenst altijd samen te gaan met iets of met iemand anders.

We moeten er altijd aan herinnerd worden dat de strijd niet onze strijd is maar die van de Heer, als het de strijd van het geloof is. Wij die geloven in de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, hebben geen recht een andere strijd te strijden dan de strijd van het geloof. David leerde al vroeg te zeggen: ‘De strijd is van de HEERE, Hij zal u in onze hand geven’ (1 Sam. 17:47). Daarom sprak hij vrijmoedig over ‘de God van de gelederen van Israël’, hoewel Israël Hem vergeten was. De Israë­lieten maten de kampvechter van de Filistijnen naar hun eigen bekwaamheden – zijn postuur vergeleken met hun eigen postuur, zijn speer als een weversboom vergeleken met hun speer. Hoe langzaam zijn wij te geloven dat God ons bevrijden zal, hoewel we direct zullen toegeven dat Hij het kan!
De ondervinding had Paulus geleerd dat God bevrijd had, dat Hij bevrijdt en dat Hij in de toekomst zou bevrijden. Het verleden, de tegenwoordige tijd en de toekomst werden samengevat en hij was verzekerd dat Hij Die was, ook is en eeuwig zal zijn. Hoe eenvoudig deze les ook is, hoe moeilijk is ze voor ons te leren. Geve de Heer dat we deze les zó goed leren dat we weten dat iedere strijd in overwinning kan eindigen, door Hem Die onze handen leert om te strijden en Die onze vingers leert om het zwaard te hanteren als goede soldaten van onze Heer en in de kracht van Zijn macht. Laat de zwakke zeggen: ‘Ik ben sterk in Hem Die mij kracht geeft’. Zijn kracht en almacht worden in lied 14 van de bundel Geestelijke Liederen zo duidelijk aangegeven:

Nooit kan het geloof te veel verwachten;
des Heilands woorden zijn gewis.
’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou hier ooit Zijn macht beperken?
’t Heelal staat onder Zijn gebied.
En wat Zijn liefde wil bewerken,
ontzegt Hem Zijn vermogen niet!

Laten we toch meer vertrouwen op Hem, onze God.

Schrijver onbekend.