De lompen van mijn opa

‘Zo nam Ebed-Melech de mannen onder zijn bevel, ging het huis van de koning binnen tot onder de schatkamer, en nam vandaar versleten kleren en versleten lompen mee. Die liet hij met touwen naar beneden, naar Jeremia in de put’ (Jer. 38:11).

Voor zover ik weet, heeft mijn opa – Jacob Vis uit Zaandam – nooit een toespraak gehouden op zondagmiddag. Hij was een vriendelijke, bescheiden broeder, die in de samenkomsten hoogstens af en toe een lied opgaf. Opa Vis, die van beroep schilder en later servicemonteur bij het gasbedrijf was, sprak geen vreemde talen en heeft niet veel gereisd. Toch wil ik jullie graag vertellen over een eenvoudig werk dat hij heeft mogen doen voor zijn Heer, bij Wie mijn opa, op het moment dat ik dit schrijf, alweer 17 jaar mag zijn.

Bij het lezen van Jeremia 38 valt op dat koning Zedekia niet de moed had om te voorkomen dat zijn vorsten Jeremia in een put gestopt hadden. Het was voor hen niet voldoende geweest dat de profeet gevangen werd gehouden op het binnenplein van de wacht. Nee, de vier vorsten konden de woorden van Jeremia niet langer verdragen en zij hoopten hem voor altijd tot zwijgen te brengen in een put vol modder.

De redding komt uit een onverwachte hoek, als een donkergekleurde dienaar zich bekommert om het lot van de profeet. Ebed-Melech, een Ethiopische hoveling van de koning, heeft de moed om zich in te zetten voor Jeremia. Hij gaat daarbij met uiterste zorg te werk en voorkomt met behulp van lompen dat de profeet extra pijn lijdt tijdens de reddingsoperatie.

Misschien bent u of ben jij ooit wel eens ergens een tekstbordje, zoals hiernaast afgebeeld, tegengekomen. Mijn opa maakte deze bordjes uit afvalhout en restjes verf. Met regelmaat fietste hij naar een houtbedrijf in de buurt, waar hij plankjes en ander resthout mocht meenemen. Vele uren bracht hij door in zijn kleine schuurtje, waar hij met zijn figuurzaag en kwasten aan het werk was. De teksten die op de bordjes geschilderd werden, waren in eerste instantie Nederlands, maar later kwamen daar ook andere talen bij, zelfs talen en lettertekens die mijn opa helemaal niet kende, maar die met precisie werden overgeschilderd van een voorbeeld.

Nergens anders in de Bijbel staat het woord dat in Jeremia 38:11-12 wordt gebruikt voor de genoemde lompen. Je kunt daarom zeggen dat deze hulpmiddelen van Ebed-Melech uniek waren en alleen door hem gebruikt konden worden in zijn specifieke situatie. Hij gebruikte de lompen die voor anderen nutteloos en onbruikbaar schenen, in dienst van de Heer Die hij vertrouwde.

De tekstbordjes van mijn opa zijn terechtgekomen op vele plaatsen in de wereld. Behalve in Europa zijn ze onder andere terug te vinden in Canada, Kameroen en Zuid-Afrika, in vele verschillende, sommige voor ons onbegrijpelijke talen, zoals Tamil en Bulu. Ik ben ervan overtuigd dat de teksten die erop staan, veel mensen hebben bemoedigd in moeilijke tijden en hebben gewezen op Degene van Wie wij, net als Jeremia, ook onze hulp mogen verwachten.

Laten we nooit denken dat iets te weinig is in dienst van de Heer. Misschien zouden wij graag welbespraakt zijn of zouden wij graag over voldoende financiële middelen beschikken om grote dingen voor Hem te doen. Maar we mogen weten dat ook het eenvoudigste werk dat voor Hem wordt gedaan, zoals de lompen van Ebed-Melech, een rijke zegen mag ontvangen. Mijn opa hield nooit een mooie toespraak, maar het is indrukwekkend hoe ver zijn boodschap reikte!

De tekstbordjes waren de lompen van mijn opa. Wat zijn jouw ‘lompen’ waarmee jij de Heer dient?

T. Geertsma (Kampen)