De balsem van Gilead

We worden vaak op een bijzondere manier bepaald bij het feit dat wij zo’n mooie en gezegende plaats kennen vanuit het Woord van God. Dan komt toch ook de vraag op jou, op u en op mij af: als de Heer daar zoveel zegen heeft beloofd, hoe komt het dan dat ik die vaak maar bar weinig ervaar?

Als de Heer daar groei beloofd heeft, geestelijk en misschien ook getalsmatig, hoe komt het dat wij dat zo weinig ervaren? Hoe komt het dat wij ons zo weinig verblijden in die plaats en in het zijn bij de Heer? Komt het niet doordat we misschien veel theorieën hebben, meningen van mensen over van alles en nog wat en daarover zelfs twisten? En zo is de Heer in de praktijk uit het middelpunt verdwenen.

Enkele gedachten troffen mij in Openbaring 3. Daar zegt de Heer een aantal dingen: ‘Ik heb u liefgehad’. We hebben onze verantwoording om vast te houden aan het Woord. Maar Hij zegt: ‘Ik heb u liefgehad, Ik zal u bewaren’. En Hij zegt ook: ‘Ik kom spoedig’. En in de brief aan de gemeente van Laodicéa zegt Hij: ‘Ik zal bij hem binnenkomen’.

De Heer plaatst met ernst het feit voor onze aandacht dat Hij door Zijn hele Woord heen maar één plaats heeft. En Hij laat het niet aan ons goeddunken over om die plaats in te richten of uit te kiezen. Maar we mogen het zoeken in Zijn Woord en Hij zal de weg wijzen. En als we dat doen, dan is er zegen.

Maar wordt het niet tijd, broeder, zuster, jong of oud, dat we onszelf de vraag stellen: wil ik Hem wel laten binnenkomen, wil ik Hem wel binnen­halen?

Het gaat razend snel, broeders en zusters, als wij op die plaats gaan doen wat ons goeddunkt, net zoals in onze maatschappij een ieder doet wat goed is in eigen oog. Zijn we bereid om de Heer weer in te brengen? In ons persoonlijk leven, in ons gezin, in onze samenkomsten? Niet maar als hulp in nood, zoals de ANWB: als het niet meer gaat dan bel je de wegenwacht. Maar nee, Hem inroepen voor de hele weg die wij nog te gaan hebben op aarde. Hij, het Middelpunt! Hij, het gezag! Hij, het Centrum van mijn hart!

Ik dacht aan enkele gedeelten waar de Heer in beeldende taal van het Oude Testament wordt ingebracht.

Allereerst in 2 Koningen 4:41-44:

‘Maar hij zei: Breng dan meel’. En nu voor het verband vanaf vers 38: ‘Toen Elisa weer in Gilgal kwam, was er honger in het land en de leerling-profeten zaten voor hem. Hij zei tegen zijn knecht: Zet de grote pot op het vuur en kook soep voor de leerling-profeten. Eén van hen ging naar het veld om groenten te plukken. Hij vond een wilde slingerplant en plukte daarvan wilde kolokwinten, zijn kleed vol. Hij kwam terug en sneed ze in stukken in de soeppot, hoewel zij niet wisten wat het was. Daarna schepte men voor de mannen op om te eten. Het gebeurde nu, toen zij van die soep aten, dat ze het uitschreeuwden en zeiden: Man Gods, de dood is in de pot! Zij konden het niet eten. Maar hij zei: Breng dan meel. En hij wierp het in de pot en zei: Schep het voor de mensen op om te eten. Toen was er niets verkeerds meer in de pot.

Er kwam een man uit Baäl-Salisa; hij bracht de man Gods broden van de eerstelingen, twintig gerstebroden en vers graan in zijn tas. En die zei: Geef het aan de mensen om te eten … Zo zette hij het hun voor, en zij aten en hielden over’.

Dit verhaal begint met honger, het gaat via de man Gods, de situatie van ‘dood in de pot’ en het eindigt met: en zij hielden over… Broeders en zusters, snakken wij er niet naar dat er overvloed komt, dat we overhebben en zeggen: we willen er graag van delen met hen die ons omringen? Maar in plaats dat er overvloed is, moeten we, als we eerlijk zijn, soms zeggen dat we leven in de dagen van Laodicéa. De dood is in de pot…

Waarom dan? Als het volk van Israël gehoorzaam zou zijn geweest, dan zou er voedsel in overvloed zijn. Maar het was er niet! En toen gingen ze zelf oplossingen bedenken: in het veld naar wilde planten zoeken. Dat was niet de vrucht van de arbeid van hun handen, zoals God had gezegd: die zal Ik zegenen, als je in Mijn wegen wandelt. En het resul­taat van hun eigen creativiteit was de dood in de pot. Het resultaat van de mentaliteit in onze tijd is de dood in de pot.

En er is maar één oplossing. Eerst moeten we vaststellen dat het zover is gekomen en vervolgens moeten we weten bij Wie we terecht kunnen, want er is maar één oplossing voor de dood, voor het verderf, voor de ellende die is voortgekomen uit onze creatieve ideeën op de plaats waar de Heer het voor het zeggen had. Er is maar één oplossing: de Heer weer inbrengen. Haal het meel. We weten uit Leviticus 2 dat het fijne reine meelbloem spreekt van het leven van de Heer Jezus.

Als ik me afvraag: is mijn gedrag normaal op de plaats waar de Heer in het midden is? Haal het meel! Vergelijk het met het leven van de Heer Jezus, met Zijn volmaaktheid, en dan kom ik er gauw genoeg achter dat mijn ideeën ongerechtigheid zijn in Gods oog. Mijn eigen kromme gedachten hebben geen plaats op die unieke plaats. Ze brengen alleen maar de dood in de pot.

Daarna worden er broden van de eerstelingen, twintig gerstebroden en vers graan ge­bracht. Die spreken van het voedsel en het leven dat wij hebben op grond van de dood van de Heer Jezus en vervolgens spreekt het van Zijn op­standing.

Kort gezegd: als ‘de dood in de pot’ is gekomen op de plaats waar de Heer Zijn Naam had verkoren om te laten wonen, dan is er maar één oplossing: breng de Heer Jezus Zelf weer in.

Dus niet langer praten over: ik denk zus en ik vind zo. Of: ik voel me hier wel prettig dus het zal wel goed zitten. De vraag is: Heer, wat houdt U mij voor? Uw volmaakte leven, het gaan van U tot in de dood – die het einde van mijn eigen ik betekent. En Uw opstanding, dat betekent een nieuw leven met U, maar ook voor U en niet meer voor mezelf.

Dat is de oplossing. Niet alleen voor plaatselijke samen­komsten, maar ook voor mijn persoonlijke leven, het huwelijk, het gezin. Misschien heb je andere moeilijke situaties waar je van zegt: ja, de dood is in de pot gekomen, de vreugde is weg, ik ervaar de Heer niet meer. Breng Hem dan in. Hij staat aan de deur en Hij klopt! Het is niet moeilijk om een deur te openen. Eigenlijk het enige wat daar voor nodig is, is heel een­voudig: doe hem open. Doe hem open! Wordt het geen tijd…?

Ik dacht vervolgens aan vers 25b van Exodus 15: ‘De HEERE wees hem een stuk hout’ en aan Exodus 15:23-25: ‘Toen kwamen zij bij Mara. Zij konden echter het water uit Mara niet drinken, want het was bitter. Daarom gaf men het de naam Mara. Toen morde het volk tegen Mozes, en zei: Wat moeten wij nu drinken? Hij riep tot de HEERE, en de HEERE wees hem een stuk hout. Dat wierp hij in het water. Toen werd het water zoet’.

Mara, bitter! Voor het volk van God is er geen water meer. Het volk kan zich niet meer verkwikken met het zuivere, verkwikkende water van het Woord van God. Waarom? Er is bitterheid ingekomen.

Dit doet ons denken aan Naomi, die zo’n verwrongen zicht had op de dingen dat ze zei: ‘Vol ging ik weg’. Hoezo vol? Vol?! Ze ging weg uit Bethlehem toen er hongersnood was! Ze ging niet vol weg. Ze ging leeg weg. Maar ze zegt: ‘Ik ging vol weg en ik kom leeg terug’. En eigenlijk zegt ze: het is de schuld van de Heer. Noem mij voortaan maar Mara, bitterheid, want de Heer heeft mij grote bitterheid aangedaan.

Zo kan het ook zijn in jouw leven, in uw leven, in mijn leven. Bittere erva­ringen… en we geven de Heer de schuld. In ons gezin kan het ook gebeuren. Het gras bij de ander is altijd groener; dan zeggen we: we hebben zoveel problemen, één en al bitterheid. Had de Heer maar anders gehandeld! En zo kan het ook in een plaatselijke samenkomst gebeuren. Zoveel bitterheid, het is niet te drinken!

Wat zegt de Heer? ‘De HEERE wees hem een stuk hout’. Als er bitterheid in uw, in jouw, in mijn leven persoonlijk gekomen is, dan wijst God ons een hout.

Galaten 3:13 zegt het: ‘Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt’. Dat is het hout. Het kruishout waar de Heer Jezus stierf. Breng dat in. Breng het lijden en sterven van de Heer Jezus in toen Hij door God verlaten werd en moest sterven voor jouw en mijn zonden. Dan, als je dat inbrengt, als je Hem inbrengt, dan wordt het bittere weer zoet. Dan wordt het drinkbaar, datzelfde water. Dan krijg je een heel andere kijk op de dingen, als je ze gaat bekijken vanuit Gods perspectief, als je het gaat bekijken vanuit het feit dat de Heer Jezus daar op Golgotha voor jou, mij en voor ons samen moest sterven. Dan krijg je een heel andere kijk op allerlei bitterheid die in je leven is gekomen.

We gaan terug naar 2 Koningen, maar nu naar hoofdstuk 6:6 middenin: ‘Hij sneed een stuk hout af, wierp het ernaartoe en deed het ijzer boven drijven’. Dat gaat over Elisa. We lezen het in de context vanaf vers 4: ‘Toen zij nu bij de Jordaan gekomen waren, hakten zij bomen om. En het gebeurde, toen één van hen een boomstam aan het vellen was, dat het ijzer [dus de bijl ] in het water viel. Hij schreeuwde het uit: Ach, mijn heer, het was nog wel geleend! De man Gods zei: Waar is het gevallen? En toen hij hem de plaats aangewezen had, sneed hij een stuk hout af, wierp het ernaartoe en deed het ijzer bovendrijven. Hij zei: Haal het naar u toe. Toen strekte hij zijn hand uit en pakte het’.

Ook hier vinden we een hout, dus ook hier in beeld het kruis als op­lossing voor een probleem. Hier is geen bitterheid die moet worden opgelost, maar een dienst, een werk dat gedaan wordt en waarbij het mis­gaat, helemaal mis. Het ijzer waarmee die man aan het werk was, verdwijnt onder water en hij kan niets meer. En het was nog wel geleend ook. En nu komt er een oplossing. En misschien zijn er situaties in je leven dat je denkt: mijn werk, mijn dienst… het is allemaal voor niks!

Misschien zit hier wel een moeder die denkt: ik werk van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en wat heeft het voor zin?! Mijn kinderen gaan eigen wegen, misschien wel wegen zonder God. Wat heeft het voor zin?! Ach Heer, ik heb mijn best gedaan en het levert niets op, het verdwijnt zomaar onder water. Zuster, breng het kruis in! Breng de Heer in! Bekijk het eens vanuit Zijn perspectief! Bedenk eens hoeveel Hij voor jou heeft gedaan. Dan krijg je misschien ook de moed om door te gaan met je dienst. Elisa eindigt niet met te zeggen: pak het hout. Nee, hij zegt: neem het ijzer maar, haal het naar je toe.

Dan kun je opnieuw beginnen. Als je de Heer inbrengt, Zijn lijden, Zijn sterven in een moeilijke situatie waarvan je denkt: ik zie geen uitweg meer, als alle middelen uit je handen zijn geslagen… juist dán kan de Heer opnieuw beginnen met je. Als jij maar met Hem wilt beginnen.

In Numeri 16:46 lezen wij: ‘En Mozes zei tegen Aäron: Neem de vuurschaal’. We lezen eerst vers 41: ‘De volgende dag morde heel de gemeenschap van de Israëlieten tegen Mozes en Aäron: Ú hebt het volk van de HEERE gedood’ en dan vanaf vers 44: ‘En de HEERE  sprak tot Mozes: Trek u terug uit het midden van deze gemeenschap, en Ik zal hen vernietigen, in een ogenblik! Toen wierpen zij zich met hun gezicht ter aarde. Een Mozes zei tegen Aäron: Neem de vuurschaal [St. Vert.: het wierookvat] en doe er vuur in van het altaar, en leg er reukwerk op, en ga onmiddellijk naar de gemeenschap en doe verzoening voor hen, want grote toorn is uitgegaan van voor het aangezicht van de HEERE; de plaag is al begonnen. Aäron nam de vuurschaal’.

Hier lees je niet over honger, niet over de dood in de pot, niet over bitterheid; het gaat niet over gebrek aan werktuigen en ook is er geen situatie waarbij ze geen gereedschap meer in handen hebben omdat alles uit hun handen is geslagen. Hier lees je over gemopper en over de toorn van God die als gevolg daarvan over het volk komt.

Gemopper is ook een kenmerk van de tijd waarin we leven, vanuit de geest van Laodicéa. Dit gaat om gemopper tegen de Heer, zoals het hier ging om gemopper tegen Mozes en Aäron, die beelden zijn van de Heer Jezus. Er was gemopper tegen elkaar, zoals vandaag de dag nog steeds. De Israëlieten mopperden zelfs tegen het voedsel dat de Heer gaf. Ze zeiden zelfs een keer: ‘Onze ziel heeft een afkeer van dit waardeloze brood’ (Num. 21:5).

Al dat gemopper, het is niet alleen maar typisch voor het volk Israël toen. Nee, er zit ook een ernstige les in voor mij, misschien ook voor jou, voor u en voor ons samen. God had het plan, lezen we in vers 44, dat Hij hen in één ogenblik wilde wegvagen. En toen wist Mozes wat de oplossing was: neem de vuurschaal, haal het wierookvat!

Broeders en zusters, als er geen wierookvat zou zijn met reukwerk erop, als er geen heerlijkheden van de Heer Jezus voortdurend voor het aangezicht van God zouden opstijgen, dan zouden ook wij allang in één ogenblik zijn weggevaagd. God zij dank dat er wel een wierookvat is!

Maar als wij in een toestand zijn terechtgekomen van gemopper, van het kijken naar elkaar terwijl we de Heer uit het oog verloren hebben, dan is er maar één oplossing: ‘haal het wierookvat’.

We hebben het al gezien: breng de Heer Jezus in! Als de dood in de pot is, breng de Heer in. Er is altijd voedsel in het broodhuis. Maar er kan hongersnood komen als wij niet gehoorzaam de weg met de Heer gaan, niet toegewijd met Hem leven. Haal het meel en al die andere voedselbronnen waarover we hebben gelezen. Breng het hout in. Breng het kruis van Christus in, door Wie trouwens, zegt de apostel Paulus, de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld. Dat is een belangrijke les, ook voor jongelui. Tussen jou en deze wereld staat het kruis van Golgotha. Er is geen relatie meer tussen jou en de wereld en de wereld heeft ook geen belangstelling meer voor jou. Het is pijnlijk, heel pijnlijk zelfs, als je dat bijvoorbeeld merkt in de klas, maar het is wel waar. Maar het doet je veel minder pijn wanneer je hart brandt voor de Heer Jezus.

Haal het wierookvat. Ken je de heerlijkheden van de Heer Jezus? Zijn die echt voedsel voor jouw ziel? Laten we eens eerlijk zijn: hoe vaak hebben we ons de afgelopen twaalf maanden of de afgelopen weken gevoed met het brood uit de hemel waar we over lezen in Johannes 6? Hebben we ons niet veel meer gevoed met aardse dingen? Of misschien hebben we ons gevoed met een gedachte als: ik ben wel zwak maar gelukkig zijn er nog broeders en zusters die nog veel zwakker zijn; ik heb tenminste trouw geprobeerd mijn weg te gaan, maar die anderen zijn afgeweken. Dat is geen voedsel. ‘Man Gods, de dood is in de pot’. Breng de Heer Jezus in!

Ik dacht ook aan een tekst uit Jeremia 8:22, waar staat:‘Is er geen balsem in Gilead? Of is er geen geneesheer daar? Want waarom is er dan geen herstel opgetreden?’

Is er geen balsem in Gilead? In hoofdstuk 46:11 van deze zelfde profeet staat: ‘Ruk op naar Gilead en haal balsem’.

Zes keer in het Oude Testament komt balsem uit Gilead voor. De eerste keer vinden we dit in verbinding met de situatie waarbij Midianieten Jozef kopen en hem meenemen naar Egypte om hem daar als slaaf te verkopen.

Broeders en zusters, er is alleen maar balsem te vinden bij de ware Jozef, de Heer Jezus, niet in deze wereld en niet op deze aarde en niet bij broeders en zusters. Er is alleen maar balsem bij Hem te vinden voor onze wonden, zoals we zingen in lied 219 van Geestelijke Liederen: ‘Hij balsemt de wonden en heelt alle smart’. Jozef is naar Egypte verkocht. Verkocht door zijn broers, gehaat door Egypte en miskend komt hij in de gevangenis. Hij ging door lijden heen. Maar de ware Jozef onderging en leed nog veel meer en veel dieper (lees o.a. Hebr. 4:15-16)!

Er wordt tegenwoordig vaak gezegd: ik ben gewond, ik ben teleurgesteld, ik ben gekwetst. Broeders en zusters, dat is alleen maar het bewijs dat mijn eigen ik nog springlevend is. Het is geworden: niet meer Christus, maar mijn eigen ik leeft in mij.

Mijn opa was geen man van veel woorden. Ik was een jaar of 22 toen ik een keer bij hem was in het bejaardentehuis. Het was zichtbaar dat ik niet opgewekt was. Toen vroeg hij mij: ‘Wat is er aan de hand?’ Ik antwoordde iets als: ‘Een broeder heeft het volgende gezegd en dat heeft mij gekwetst’. Toen vroeg hij: ‘Ben je niet gedoopt?’ Ik zei: ‘Jawel’. ‘En wat heb je toen beleden? Is dat niet: ik leef niet meer?’

Het is heel gemakkelijk in de tijd waarin we leven, de tijd van Laodicéa, om onze eigen wonden te voeden en te koesteren in plaats van balsem in Gilead te halen. Broeders en zusters, bitterheid komt voort, zegt Hebreeën 12, uit gebrek aan genade. Als Gods genade ontbreekt in mijn hart, komt er een wortel van bitterheid op: in mij persoonlijk, in het gezin, misschien wel binnen een gezin naar elkaar toe (want dat is in de wereld en ook onder gelovigen hoe langer hoe meer gangbaar), of ook in plaatselijke samenkomsten en daarbuiten.

Breng de Heer in. Haal de Heer binnen. Het is geen geloofstaal om te zeggen: ik ben zo teleurgesteld. Ik zeg dit juist omdat ik het begrijp, want ik herken het heel goed uit mijn eigen leven. En wij allemaal kennen dergelijke situaties. Laten we toch de Heer inbrengen. Immers: is er dan geen balsem meer in Gilead? Is er geen geneesheer?

Exodus zegt toch: ‘Ik ben de HEERE, uw Heelmeester’ (Ex. 15:26)! Zoek niet op de verkeerde plek. Ook in die tijd was er elders balsem te vinden! Maar de balsem uit Gilead van Genesis 37 spreekt van de vernederende weg die de Heer is gegaan tot in de kruisdood. Dat is de oplossing voor het feit waar we over hebben nagedacht.

Het is een Bijbels feit dat er maar één plaats van samenkomen naar Gods gedachten is. En ik zeg u en jou niet dat het is op de plaats waar ik samenkom. Daar zul je met jouw Heer uit moeten komen. Maar het blijft een feit in het Woord van God: er is maar één plaats en Hij laat het niet aan onze creativiteit over om die plaats te zoeken. En als we daar niet de zegen en vreugde ervaren die daar normaal zou zijn, dan ligt het niet aan Hem. Dan ligt het aan u en mij, heel persoonlijk!

Misschien komt het wel doordat mijn ik nog zo springlevend is, mijn gedachten, mijn gevoelens… Dan is er maar één plek waar ik naartoe moet: naar het kruis. Dan mag ik in het licht van de heilige God dat veroordelen wat van mijzelf komt, opdat Hij weer écht het Middelpunt kan zijn.

De dood in de pot, bitterheid, je bijl kwijt, veroordeling van anderen? Er is maar één oplossing. Verwond? Er is maar één oplossing: breng de Heer in – persoonlijk, in jullie huwelijk, in je gezin, misschien ook wel in situaties op je werk, maar zeker ook onder de broeders en zusters.

Geliefden, het is hoog tijd om Hem metterdaad in te brengen. Het meel, het hout… het spreekt allemaal van de Persoon van de Heer, van Zijn lijden en sterven. Dan alleen verandert ons perspectief en zal Hij metterdaad het Middelpunt voor mijn hart en voor ons allemaal samen zijn.

Erwin Luimes