Binnen het voorhangsel

‘En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden’ (Mark. 15:38).

Toen de Heer Jezus stierf aan het kruis, scheurde het voorhangsel van de tempel in tweeën, van boven tot beneden. Op deze manier liet God zien dat Hij nu, vanwege het ene offer van Christus, openlijk kon verklaren dat iedere barrière om in Zijn aanwezigheid binnen te gaan volledig was weggedaan. Zo werd de nieuwe en levende weg voor ons ingewijd door het voorhangsel heen, dat is Zijn vlees. Daardoor kun­nen wij nu door geloof naderen. Wij gaan het heiligdom binnen door het bloed van de Heer Jezus, Die onze Hogepriester is. De nieuwe en le­vende weg is altijd open. Onze plaats is binnen. Daar is de gelovige altijd welkom. ‘Kom vrijmoedig’, zegt God. ‘Laten wij naderen’, zegt de geïnspireerde apostel.

Wat een genade! Wat een kostbaar voorrecht om altijd te kunnen na­deren! Wat een nabijheid, om zo als gereinigde aanbidders voor God geplaatst te worden op de ware bodem van aanbidding! Het kostbare bloed van Christus is beslist onze nooit tekortschietende kwalificatie om daar te zijn en daar leeft Hij altijd voor ons, want wij zijn gemaakt tot ‘gerechtigheid van God in Hem’. Welk een vrede en rust geeft het volbrachte werk van Christus ons, zelfs in het allerheiligste. En hoe wordt onze ziel daarheen aangetrokken door de volmaaktheid en het werk van onze grote Hogepriester en het gesprenkelde bloed.

Dit is zeker heel wat meer dan de moderne evangelische doctrine die beweert dat wij altijd ‘aan de voet van het kruis’ moeten zijn. Geze­gend, hoogst gezegend, is het om terug te kijken en te denken aan Jezus Christus in al Zijn liefde en lijden daar aan het kruis. Maar iemand bij wie de gedachten niet uitstijgen boven de gedachte van de Heer Jezus aan het kruis, is wel veilig voor de eeuwigheid, maar kent niet de vrijheid waartoe Christus ons vrijgemaakt heeft. Evenmin be­seft hij, ook al is hij wat zijn gewoonten betreft teruggetrokken en afgezonderd, wat het is om gered te zijn uit deze tegenwoordige boze wereld en om bevrijd te zijn van zichzelf!

‘Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen’.

Hebr. 10:19-20

Wanneer iemand gelooft dat de kostbare Persoon Die voor hem aan het kruis is gestorven, nu in de heerlijkheid is en dat Zijn bloed nu voor hem spreekt in Gods allerheiligste tegenwoordigheid, verheugt hij zich in het feit dat de dood en de bloedstorting van de Zoon van God hem geschikt gemaakt hebben om in de hemel te zijn – nu door geloof en in de geest en lichamelijk wanneer de Heer Jezus komt. Als een ander tegen hem zegt dat wij ‘altijd aan de voet van het kruis’ moeten zijn, zal hij naar het gescheurde voorhangsel wijzen, naar de eeuwig levende Hogepriester daarbinnen, naar het bloed dat daar spreekt en verklaren dat het nu zijn onuitsprekelijke voorrecht is om binnen het voorhangsel te zijn.

Dáár zien wij nu Hem Die voor ons gestorven is. Hij was aan het kruis; Hij was in het graf; maar het is dáár dat wij Hem nu aanschouwen, gekroond met heerlijkheid en eer. We weten dat daar Zijn kostbare priesterlijke taken altijd uitgeoefend worden voor ons. Daar hebben wij de werkelijke waarde leren kennen van Zijn kostbare bloed, niet alleen in de kwijtschelding van zonden, maar als onze kwalificatie om voor eeuwig in volmaakte vrede in de aanwezigheid van God te zijn. Zij die vinden dat we ‘altijd aan de voet van het kruis’ moeten zijn, kennen misschien wel vrede, maar hoe kunnen ze de gemeenschap en aanbidding naar Gods gedachten kennen?

Verheugt onze ziel zich werkelijk in de Heer? Weten wij wat het is om werkelijk als gereinigde zondaars binnen het voorhangsel te zijn? Daar is geen inspanning voor nodig. We hoeven niet te proberen om daar te komen, want wij weten dat wij daar zíjn, in Hem Die daar is. In het besef van dit kostbare feit en ziende op de Gezegende Die daar is, en de uitnodiging kennend om vrijmoedig en te allen tijde te naderen, nemen wij de plaats in die ons door wonderbaarlijke genade is verleend en buigen wij ons hart in dankbaarheid en aanbidding.

H.H. Snell