Lied 99
1 U, o God, wil ‘k dank bewijzen
voor uw goedheid, liefde en macht;
nooit kan ik genoeg U prijzen,
die aan mij zo gunstrijk dacht.
Mijne zonden zijn vergeven;
Jezus stierf voor mijne schuld;
alles is door Hem vervuld;
in de Zoon heb ik het leven.
Uwe liefde en uw gena
zijn, Heer, zonder wederga.
2 U hebt mij uw Geest gegeven;
nu ben ik geen weze meer.
‘k Mag als kind nu zonder beven
opwaarts zien tot U, o Heer.
Zou ik voor mijn Vader vrezen?
Nee, U bent in nood en strijd
om te helpen steeds bereid;
U zult steeds de liefde wezen.
Uwe liefde en uw gena
zijn, Heer, zonder wederga.