Lied 87
1 U bent mijn Heer, door uw genade
roem ik uw eigendom te zijn.
U sloeg mij in ontferming gade;
wat zou mijn harte meer verblij’n!
Geen woorden kunnen ooit verkonden,
wat ik in U, Heer, heb gevonden.
2 U bent aan ’t kruis voor mij gestorven,
daar hebt U voor mijn schuld geboet;
U hebt een recht op mij verworven
naar ziel en lichaam door uw bloed.
Geen vijand kan mij U ontroven;
ik zal uw liefde eeuwig loven.
3 Ja, eeuw’ge rust heb ik gevonden
in uwe liefde, trouwe Heer,
die mijn verstand niet kan doorgronden;
’t geloof aanbidt en buigt zich neer.
Al is haar diepte niet te peilen,
toch kan ik in haar schoot verwijlen.
4 U, Jezus, breng ik roem en ere;
U wilt door mij geprezen zijn.
Niets is er wat ik meer begere,
dan U mijn leven toe te wij’n.
Uw knecht te zijn is groter ere,
dan dat ik over de aard’ regere.