Lied 45
1 Gij, trouwe Heer,
Gij zijt mijn goede Herder.
Uw sterke hand
geleidt mij altijd verder
op ’t donker pad in ’t vreemde land.
2 Gij leidt, o Heer,
uit deze dorre heide
mij door uw Geest
in vette, groene weide,
zodat ik wandel onbevreesd.
3 Gij drenkt mij, Heer,
als hitte en dorst mij kwellen.
Mijn bron zijt Gij;
al uwe levenswellen,
zij springen eeuwig – ook voor mij.
4 Als Gij gebiedt,
moet elke storm bedaren.
Ja, Gij staat mij
in allerlei gevaren
als trouwe helper steeds ter zij.
5 Gij zijt mijn deel,
aan U behoort mijn harte.
Gij zalft mijn hoofd;
Gij lenigt ied’re smarte,
en schenkt mij ’t heil, door U beloofd.