Lied 32
1 Vertroost, Heer Jezus, onze harten
steeds door uw Geest, die in ons woont;
dan gaan wij blij door strijd en smarten
naar ’t land, waar U de pelgrim loont.
Uw liefde doe ons meer verlangen
bij U te zijn in heerlijkheid.
Kom dan, o Heer, kom ons ontvangen;
uw komst toch eindigt alle strijd.
2 Wat zalig lot, U eens te aanschouwen,
daar in uws Vaders heerlijkheid;
U – vaste rots van ons vertrouwen,
U – oorzaak onzer zaligheid.
Hoe zalig is ’t U aan te hangen,
en U te volgen te allen tijd’.
Kom dan, o Heer, kom ons ontvangen;
uw komst toch eindigt alle strijd.
3 Ja, kom, zo roepen thans de zijnen
hier van hun aardse pelgrimsbaan.
Dan zal elk leed voor ons verdwijnen,
als wij, Heer Jezus, tot U gaan.
O Heiland, kom, stil ons verlangen,
voleindig onze zaligheid.
Ja, kom, o Heer, kom ons ontvangen,
uw komst toch eindigt alle strijd!