28. Stil, Heer Jezus, ons verlangen.

Lied 28
1 Stil, Heer Jezus, ons verlangen,
U te zien in heerlijkheid.
Wie U wensen aan te hangen,
wachten U met lijdzaamheid.
Ene vreugde doet hen leven,
ene hoop is hun gegeven,
U te zien in heerlijkheid,
U te zien in heerlijkheid.

2 Vreemdelingen hier beneden,
vinden ze er geen plaats van rust.
Maar weldra is ’t leed geleden,
als U komt, hun hoop, hun lust.
Hier op aard’, waar smarten wonen,
ijdelheid en zonde tronen,
vinden zij geen plaats van rust,
vinden zij geen plaats van rust.

3 Zien we elkaar, ’t is spoedig scheiden;
eenmaal is geen scheiding meer,
want wij mogen U verbeiden,
spoedig komt U tot ons weer.
Alle dingen van de aarde
hebben voor het hart geen waarde,
dat naar U verlangt, o Heer,
dat naar U verlangt, o Heer.

4 Ja, U komt – en vrolijk juichend
gaat uw bruid de hemel in;
en van uw gena getuigend,
zijn al de uwen een van zin.
In de zaal’ge rust daarboven
zullen we U verheerlijkt loven,
en U zien in eeuwigheid,
en U zien in eeuwigheid.