Lied 224
1 Houd Gij mijn handen beide
met kracht omvat,
geef mij uw vast geleide
op ’t smalle pad.
Alleen kan ik niet verder,
geen enk’le schree,
neem trouwe zieleherder,
mij met U mee.
2 Op d’ ongewisse baren
van d’ oceaan,
in stormen en gevaren
grijp, Heer, mij aan.
Ik zie uw aanschijn blinken
in duist’re nacht,
behoed mij dan voor zinken
door uwe macht.
3 En blijft m’ ook soms verborgen
uw grote macht,
Gij voert mij tot de morgen
ook door de nacht.
Neem dan mijn beide handen
en leid uw kind,
tot ik aan d’ eeuw’ge stranden
de ruste vind.