Lied 175
1 Met doornen gekroond,
bespot en gehoond,
droeg Christus aan ’t kruis onze zonden.
2 Hij heeft in ’t gericht
het volle gewicht
van ’t Goddelijk recht ondervonden.
3 Onpeilbare smart
vervulde zijn hart,
toen Hij door zijn God werd verlaten.
4 Bij ons lag de schuld,
die Hij in geduld
wou dragen, toen wij Hem nog haatten.
5 Hij heeft door zijn macht
het heilswerk volbracht,
en ons is genade bewezen.
6 Wij brengen U, Heer,
aanbidding en eer,
uw naam zij geloofd en geprezen!
Geistliche Lieder (Der Taschen-Ausgabe 5. Auflage. Elberfeld (R. Brockhaus) 1927):
Lied 1
Lobsinget dem Herrn,
O preiset Ihn gern!
Anbetung und Lob Ihm gebühret.
Lobsingt Seiner Lieb’,
Die einzig Ihn trieb,
Zu sterben für unsere Sünden!
Lobsingt Seiner Macht!
Sein Werk ist vollbracht:
Er sitzet zur Rechten des Vaters.
Lobsingt Seiner Treu’,
Die immerdar neu,
Bis Er uns zur Herrlichkeit führet!
(Carl Brockhaus 1822-1899 · Melodie von Johann Jakob Vetter 1818)