Lied 163
1 Heer, het woord, door U gegeven,
vol van schatten, nieuw en oud,
spreekt van eeuwig, zalig leven,
is meer waard dan ’t fijnste goud.
Al uw plannen en gedachten,
kost’lijk en verheven te achten,
al wat in uw harte woont,
hebt U mij in ’t woord getoond.
2 Een ding is slechts nodig, Here,
nee, U vraagt van mij niet veel:
dat mijn harte steeds begere
’t eeuwigblijvend, goede deel.
Ja, het woord door U gegeven,
is de waarheid, geest en leven:
is een lamp mij voor de voet,
licht voor ’t pad, dat ‘k wand’len moet.
3 Vader, dank voor deze gave:
levensvoedsel, hemelbrood,
koele drank, waar ‘k mij aan lave,
zielsverkwikking in de nood.
Dank voor deze kracht der moeden,
wijsheid Gods om op te voeden.
Dank voor deze pelgrimsstaf,
voor de steun, die ’t woord mij gaf.
4 Trotse bergen zullen wijken,
al wat zichtbaar is, vergaan;
maar wat wankel moge blijken:
eeuwig blijft uw woord bestaan.
Uw gedachten, wond’re schatten,
zijn door mensen niet te vatten,
maar uw Geest leert ze ons verstaan.
Heer, ’t geloof bidt zwijgend aan.