Lied 102
1 Jezus, bron van alle leven,
zon van eeuw’ge heerlijkheid,
nimmer zult U ons begeven,
bent tot zeeg’nen steeds bereid.
U bent thans ook in ons midden.
Bij ons danken, bij ons bidden,
zij ons oog alleen gericht
op uw vriend’lijk aangezicht.
2 O, versier toch al uw leden
met uw deugden, dierb’re Heer.
Geef ons vreugde hier beneden,
stort uw rust in ’t harte neer.
En uw Geest tone ons in klaarheid
uw genade en uw waarheid,
tot wij boven in het licht
juichen voor uw aangezicht.
3 Mocht elks hart tot U zich keren,
’s Vaders Zoon van eeuwigheid,
elke ziel slechts U begeren,
U en uwe heerlijkheid;
dan zal blijdschap ons versterken
en uw kracht in zwakheid werken;
dan stijgt van des harten grond
lof en dank uit aller mond.