Voor de winter

Beijver u om vóór de winter te komen. 2 Timotheüs 4:21

Eerder in dit hoofdstuk had Paulus Timotheüs aangespoord zijn best te doen om spoedig te komen (vs. 9). Paulus wilde dat zijn geestelijk kind een werkelijke overwinnaar zou zijn, die tegen de stroom in zou gaan en naar hem in Rome zou komen. Maar er waren belemmeringen die vermeden moesten worden. De winter is een seizoen met grote problemen, zoals Paulus wist vanwege zijn ervaring in Handelingen 27. Hij moedigde zijn geestelijke zoon aan om op God te vertrouwen en zich tot het uiterste in te spannen. Paulus wilde dat hij een overwinnaar zou zijn en voor de winter zou komen, voordat het reizen niet meer mogelijk zou zijn. Paulus had de hulp van Timotheüs nodig om te overleven in de zware omstandigheden waarin hij zich bevond, zoals beschreven in dit hoofdstuk.

Bovendien vroeg Paulus Timotheüs zijn groeten over te brengen aan Prisca en Aquila, en aan het huis van Onesiforus (vs. 19). Dit toegewijde echtpaar had door de jaren heen met Paulus samengewerkt, en het feit dat ze genoemd worden samen met het huis van Onesiforus, lijkt erop te wijzen dat dit huishouden, of ten minste de meeste mensen ervan, niet hoorden bij degenen die Paulus hadden verlaten. Paulus bidt dan ook om barmhartigheid voor het huis van Onesiforus met het oog op ‘die dag’ (2 Tim. 1:16,18), wanneer iedereen geopenbaard zal worden voor de rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10).

Voor gelovigen is de rechterstoel van Christus niet iets om bang voor te zijn, maar juist iets om naar uit te zien. Gedurende deze zitting zal de Heer het leven van iedere gelovige openbaren, en laten zien hoe Hij over elk detail ervan denkt. Hij zal dat doen met alle wedergeboren Christenen, zodat van dat moment af ieder van hen dezelfde gedachten over alles in zijn of haar leven zal hebben als de Heer. Op deze manier zal er volmaakte harmonie zijn tussen iedere gelovige en de Heer, en kunnen wij de eeuwige gelukzaligheid met Hem delen. Na de rechterstoel zal de Heer terugkomen naar deze wereld om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen (2 Thess. 1:10).

A.E. Bouter