De Vader heeft de Zoon lief

‘Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen … Toen zijn broers zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, haatten zij hem’ (Gen. 37:3-4).

‘De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven’ (Joh. 3:35).

We doen er goed aan deze overdenking te beginnen met de woorden van Johannes de Doper: ‘Hij moet méér worden, maar ik minder’ (Joh. 3:30). Als wij groeien in onze waardering voor de Heer Jezus en meer zien van de heerlijkheid van Zijn Persoon, zullen alle verheven gedachten die wij over onszelf hadden, verbleken.

Het Woord van God is niet alleen een licht op ons pad, maar het is ook een openbaring van God. God heeft Zichzelf geopenbaard in Zijn eigen Zoon, en de Zoon, altijd verblijvend in de schoot van de Vader, heeft Hem verklaard. De verrukking van de Vader, de vreugde van Zijn eigen hart, is gecentreerd in en draait om Zijn Zoon. Bovendien verheugt Hij Zich erin om Zijn gedachten te delen met hen die Hij tot Zich geroepen heeft, zodat ook wij Zijn vreugde mogen binnengaan.

Dit herinnert ons aan het verhaal van Jozef, die geliefd werd door zijn vader Jakob en om die reden gehaat werd door zijn broers. Zijn broers beseften heel goed dat hun vader een voorliefde had voor hun broer Jozef en daarom was er jaloezie in hun hart en ‘haatten zij hem’. De Heer zegt in vers 25 van Johannes 15: ‘Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat’. En toch heeft Hij op dit duistere toneel, waar de zonde overal heerste, in de wereld die Zijn handen hadden gemaakt en waarvan de bewoners Hem niet kenden, God Zijn Vader verheerlijkt.

Is het verwonderlijk dat de Vader de Zoon liefheeft (Joh. 3:35)? Hoe prachtig, hoe ontroerend is deze uitdrukking. Wat een zegen voor ons hart om zich daarmee bezig te houden. Als wij samenkomen om de Heer te gedenken, verheugt de Heilige Geest Zich erin om ons de Persoon en het werk van de Heer Jezus voor ogen te stellen. Wij kunnen niet uitstijgen boven of verder gaan dan de gedachten van de Vader over Zijn eigen Zoon, toch kunnen wij – hoewel zwak – deze wel overdenken en ons in bewondering en aanbidding neerbuigen.

J. Redekop