Hel

In de Engelse King James Version en diverse Nederlandse vertalingen (SV/HSV) is dit vaak de onterechte vertaling van nr 1 en 2, terwijl het beperkt is tot nr 3:

  1. sheol, wat terecht vertaald moet worden met ‘dodenrijk’, ‘graf’, en driemaal met ‘afgrond’. Het verwijst naar een onzichtbare plaats of toestand, wat verschillende toepassingen kan hebben in overeenstemming met het verband van iedere passage.

Korach en de zijnen en hun huizen daalden af naar sheol (Num. 16:33).
Jona zei: ‘Uit de schoot van sheol riep ik om hulp’ (Jona 2:2).
‘De goddelozen keren terug, naar sheol toe’ (Ps. 9:18).
‘Laat hen levend in sheol neerdalen; want kwaad heerst in hun woning, in hun binnenste’ (Ps. 55:16).
‘Haar huis is een weg naar sheol’ (Spr. 7:27).

Maar voor de verlossing waarnaar het geloof kijkt, moet sheol voor de Oudtestamentische gelovigen de betekenis gehad hebben van eeuwige straf, en zo zal uiteindelijk de ‘hades’ in de poel van vuur geworpen worden. Het woord verwijst ook naar de plaats van de overleden geesten. De Heere zei: ‘U zult mijn ziel in sheol niet verlaten’ (Ps. 16:10).

Deze betekenis komt overeen met

  1. hades, dat voorkomt op de plaats waar het laatste gedeelte wordt aangehaald in Handelingen 2:27,31; en het heeft dezelfde betekenis als in andere gedeelten: Mattheüs 11:23; 16:18; Lukas 16:23; Openbaring 1:18; 6:8; 20:13,14.
  1. gehenna, de hel; dit is het Griekse equivalent voor twee Hebreeuwse woorden met de betekenis ‘dal van Hinnom’. Het was de plaats vlak buiten Jeruzalem waar de Joden hun kinderen door het vuur lieten gaan voor heidense goden, en die later verontreinigd werd (2 Kon. 23:10). Een onophoudelijk vuur maakte het tot een gepast symbool van de eeuwige straf (Matth. 5:22,29,30; 10:28; 18:9; 23:15,33; Mark. 9:43,45,47; Luk. 12:5; Jak. 3:6). Deze plaats van verontreiniging en vuur wordt in het Oude Testament ook wel Tofet genoemd (2 Kon. 23:10; Jes. 30:33; Jer. 19:1).
  1. tartarooo, ‘in de Tartarus werpen’, een uitdrukking die door heidense schrijvers gebruikt werd voor de ‘diepste afgrond van de onderwereld’, een plaats van uitzonderlijke duisternis (2 Petr. 2:4; vgl. vs. 17 en Jud. vs. 13).

Welke symbolische betekenis er ook mag liggen in het gebruik van de genoemde woorden, het is duidelijk en zeker vanuit de Bijbel dat er een plaats van eeuwigdurende straf is. Deze wordt afschrikwekkend beschreven als ‘de poel van vuur die van zwavel brandt’ (Openb. 19:20; 20:10,15). Die was bereid voor de duivel en zijn engelen, maar ook de goddeloze mensen zullen erin geworpen worden (Matth. 13:40,42; 25:41; 2 Petr. 2:4; Jud. vs. 6).

Uit: G. Morrish, Concise Bible Dictionnary