Bidden in de Naam van de Heer Jezus

Op het verzoek van Zijn discipelen ‘Heer, leer ons bidden’, had de Heer Jezus hun het ‘Onze Vader’ gegeven (Luk. 11:1-4; Matth. 6:9-13). Ze hebben dit gebed tijdens het leven van Christus zeker ook gebruikt. Toch was dat nog geen bidden in Zijn Naam. Het kan moeilijk zijn voor sommige lezers om dit in te zien, maar de volgende woorden van de Heer, die Hij vlak voor Zijn kruisiging tot de discipelen sprak, laten dat onmiskenbaar zien:

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen mag zijn’ (Joh. 16:23-24).

De Heer Jezus staat hier in de Geest achter het volbrachte werk op Golgotha en kijkt naar de tijd erna, die gekenmerkt zou worden door de komst van de Heilige Geest op aarde en Zijn wonen in de Zijnen (Joh. 14:16-18).

Deze tijd, de tegenwoordige genadetijd, noemt Hij ‘die dag’ (Joh. 16:23). Dan zouden ze op een heel nieuwe manier bidden: in Zijn Naam. Zo hadden ze dus tot dan toe niet gebeden. Het gebed van Mattheüs 6 was wel degelijk een gebed tot de Vader. Maar voordat door het bloed van Christus verzoening bewerkt was en als antwoord op het volbrachte werk de Heilige Geest gekomen was, was een gebed in Zijn Naam volkomen onbekend en zelfs onmogelijk. Het gebed in de Naam van de Heer Jezus is een van de bijzondere voorrechten en kenmerken van de tegenwoordige tijd van de genade.

‘Naam’ staat in de Bijbel voor de volle openbaring van wat iemand is. In de Naam van de Heer Jezus bidden betekent dus bidden in overeenstemming met Hem en in de waardigheid van Hem, Die de Heer Jezus was, de Zoon van de Vader, Die Hem aan ons geopenbaard heeft. De Naam of de openbaring van de Zoon heeft in de ogen van de Vader een onschatbare waarde. In deze Naam, in deze waardigheid, mogen de kinderen van God tot hun Vader naderen en hun vragen voor Hem neerleggen met de toezegging van Zijn verhoring. Het is een positie van onvoorstelbare waarde, die elk kind van God gekregen heeft, en het is door het bezit van de Heilige Geest vast verankerd en beveiligd.

Behalve onze aanspraak op de toegang tot de Vader omvat het bidden in Zijn Naam dus ook het voorrecht tot Hem te naderen in de kracht en in de waarde van de Naam van Zijn Zoon. Daarbij maakt de in ons wonende Heilige Geest ons niet alleen bewust van onze positie als zonen van de Vader (Gal. 4:6), maar ook van de geestelijke kracht om dit nieuwe voorrecht te gebruiken.

Wat is het een niet te begrijpen zegen, dat ons een Naam gegeven is door Wie wij onze vragen bij God bekend kunnen maken! En deze Naam is de Naam van de verheerlijkte Heer Jezus, Die nu aan de rechterhand van God is. Het is niet meer de Naam van de op de aarde verachte, maar de in de hemel verheerlijkte Christus. Wat zit er een kracht in deze Naam. Elke knie van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, zal zich eens voor de Naam van Jezus buigen (Fil. 2:10), en wij hebben het voorrecht om in deze Naam tot de Vader te naderen. Het gebed in Zijn Naam is dus het resultaat van Zijn volbrachte werk en de positie die Hij nu aan de rechterhand van de Vader inneemt. Het is een voorrecht van de Christelijke bedeling.

Het eigenlijke Christelijke gebed is het gebed in de Naam van de Heer Jezus. Het omvat elke vorm van bidden. Natuurlijk zijn in een gebedsbijeenkomst persoonlijke gebeden niet op zijn plaats. Dat betekent echter niet dat persoonlijke of verzoeken die de familie betreffen, geen gebeden in Zijn Naam kunnen zijn. Daarom zei ik: het omvat alle soorten verzoeken. Of een gebed een gebed in de Naam van de Heer Jezus is, wordt niet door het soort verzoek beslist, maar door de vraag of de Geest van God het bewerkt heeft.

Daarom kunnen wij zeggen dat bidden in de Heilige Geest (Judas :20; Ef. 6:18) in principe hetzelfde is als bidden in Zijn Naam. Alleen laat het ene meer de werkende en controlerende kracht van de Geest zien (die bewerkt op de daartoe bestemde tijd het absoluut juiste, wat met God in overeenstemming is, terwijl het andere meer de waarde van de Naam laat zien waarin wij tot God mogen naderen).

Maar we bidden nooit direct tot de Heilige Geest (wij vinden dat nergens in de Heilige Schrift), maar tot God, de Vader, tot de Heer Jezus. De Heilige Geest, Die absoluut God is en in ons woont, is echter de Kracht van onze gebeden.

Hoewel dus het gebed in Zijn Naam alle soorten verzoeken kan omvatten, zit er toch in de uitdrukking ‘in Zijn Naam’ ook een beperkende voorwaarde, want Zijn Naam sluit niet alleen in, maar sluit ook uit. Het is onmogelijk bijvoorbeeld om aan Zijn Naam ijdele, onheilige, dwaze of eigenwillige gebedsthema’s te verbinden. De Heilige Geest zal dat nooit bewerken. Omgekeerd is het echter ook niet zo, dat elk verzoek dat op zich juist is, automatisch een verzoek in de Naam van de Heer is. Zo kan het zijn dat iemand voor de publiekelijke verkondiging van het evangelie in zijn plaats bidt – een op zich goede zaak – en het gebed toch niet zijn oorsprong vindt in de gedachten van de Heilige Geest, omdat misschien bepaalde omstandigheden op dat moment daartegen spreken. De zaak waarom gebeden wordt, kan goed zijn, maar is bijvoorbeeld niet op de juiste plaats of op de geschikte tijd gedaan. Nu, dan is het geen gebed in de Naam van de Heer Jezus en geen bidden in de Heilige Geest.

Wanneer wij daar maar op letten, begrijpen we beter waarom niet al onze verzoeken daadwerkelijk verhoord worden, ondanks de buitengewone reikwijdte van de belofte die in de woorden van de Heer ligt: ‘Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven’ (Joh. 16:23).

Een absolute belofte van de verhoring voor elk verzoek, inderdaad! Maar in de woorden ‘Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam …’ ligt nu juist ook een voorwaarde, die gemakkelijk over het hoofd gezien wordt. In Zijn Naam bidden is dus een voorrecht en verantwoordelijkheid tegelijk. Dat verklaart waarom veel van onze gebeden nooit verhoord worden. Wij dachten wel dat ze in Zijn Naam plaatsvonden, maar in werkelijkheid waren ze niet door de Heilige Geest bewerkt. Wij hadden de bedoeling van de Geest in die zaak klaarblijkelijk niet begrepen. Dat is ongetwijfeld vernederend voor ons.

Desondanks mogen wij al onze noden voor God bekend laten worden (Fil. 4:6-7), maar dat is iets anders dan het thema dat ons nu bezighoudt. We begrijpen vast ook wel dat een gebed waaraan alleen maar de standaardformule ‘wij bidden dit in Jezus’ Naam’ toegevoegd wordt, niet door zo’n formule automatisch een gebed in Zijn Naam wordt.

De Heilige Schrift biedt zeker ruimte voor de gedachte dat ‘wij niet weten wat wij bidden zullen zoals het behoort’ (Rom. 8:26). ‘Hij Die de harten doorzoekt, weet, wat de bedoeling van de Geest is, want Hij bidt, in overeenstemming met God, voor heiligen’ (Rom. 8:27). Wat dus absoluut vereist is, is de mening van de Heilige Geest te weten met het oog op de zaak die ons bezighoudt; en de kennis van Zijn gedachten kan ons alleen dan gegeven worden wanneer wij dicht bij de Heer zijn en blijven.

‘Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, zult u bidden alles wat u wilt en het zal u gebeuren’ (Joh. 15:7). De persoonlijke omgang met de Heer Jezus en een hart dat vertrouwd is met Zijn Woord, zal ons bewaren voor gebeden die niet naar Zijn wil zijn.

C. Briem