Zijn liefde voor mij
‘Laat Hij mij kussen met de kussen van Zijn mond, want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur, Uw Naam is een uitgegoten zalfolie’ (Hoogl. 1:2-3).
De juiste vertaling van dit vers zou zijn: ‘Hij zal mij kussen met de kussen van Zijn mond’. Er kan geen twijfel over bestaan dat Hij dat zal doen. Wij, die kinderen van God zijn, kennen deze gezegende werkelijkheid, want de kus spreekt van liefde, genegenheid, maar ook van verzoening. Wij ‘zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon’ (Rom. 5:10). Wij hebben Zijn liefde leren kennen, die beter is dan wijn. Wijn spreekt van vreugde. Hoe groot onze vreugde ook moge zijn, zelfs in het besef gered te zijn door Zijn genade, wij vertrouwen niet op onze vreugde, maar op Zijn liefde, die veel beter is.
‘Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur’. Maria van Bethanië waardeerde deze geur intens en nam haar nardusolie om de voeten van de Heer te zalven, niet lang voordat Hij gekruisigd zou worden. Een andere vertaling lijkt dit vers correcter weer te geven: ‘Uw Naam is beter dan uitgegoten zalfolie.’ We kunnen ervan overtuigd zijn dat Maria niet dacht dat haar nardusolie voldoende was om de heerlijkheid van de Naam van de Heer Jezus tot uitdrukking te brengen.
Steeds wanneer wij het voorrecht hebben om met geliefde heiligen van God samen te komen om onze zalfolie van aanbidding te brengen, beseffen wij heel goed dat alle aanbidding die wij en alle gelovigen overal Hem ooit gebracht hebben, bij lange na niet toereikend is voor de majesteit en uitnemendheid van Zijn Naam.
Jesaja 9:5 vertelt ons: ‘Men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’. Let op: dit is Zijn Naam, niet Zijn Namen, want er is volmaakte eenheid in deze gezegende Persoon. Hier wordt nog aan toegevoegd: ‘U zult Hem de naam Jezus geven’ en: ‘Men zal Hem de naam Emmanuel geven’ (Matth. 1:21,23). Verder wordt Hij genoemd: ‘Getrouw en Waarachtig’; ‘het Woord van God’ en ‘Koning van de koningen en Heer van de heren’ (Openb. 19:11,13,16). We zouden er nog andere benamingen aan toe kunnen voegen, maar allemaal brengen ze Hem eer die ver uit gaat boven ons vermogen om te aanbidden.
L.M. Grant