Wie zegt u dat Ik ben?

‘Maar u, wie zegt u, dat Ik ben? Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Matth. 16:15-16).

Uw eeuwige bestemming hangt af van het antwoord dat u kunt geven op de vraag: ‘Wie zegt u dat Ik ben?’ Als u de Heer Jezus niet kent en belijdt als de Zoon van de levende God, bent u nog in uw zonden. U kunt de intelligentste en meest godsdienstige persoon op de wereld zijn, maar wat is al uw kennis waard als u Christus niet kent? De vraag van de Heer op dit moment aan u is daarom ook: ‘Wie zegt u dat Ik ben?’

Petrus komt weer prachtig naar voren op dit moment. In de gedrevenheid en volheid van zijn hart, maar ook in waar geloof en oprechte gehechtheid aan de Persoon van zijn Heer, antwoordt hij: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’. Rijke en volle zegen volgt altijd op een eenvoudige en ware belijdenis van Christus. 

Let op wat de Heer tegen Petrus zegt onmiddellijk na zijn belijdenis: ‘Welgelukzalig bent u, Simon Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is’. Van de ziel die de Heer Jezus kent als de Zoon van de levende God, wordt door Hemzelf verklaard dat deze gezegend is door de Vader. Ongetwijfeld had Petrus veel van de Heer geleerd, toen hij dat lieflijke en gezegende leven van toewijding en zelfopoffering was gevolgd, maar de Vader had beslag gelegd op deze Petrus, een Galilese visser, en hem in de waarheid onderwezen dat de gezegende Man Die hij volgde, de Zoon van de levende God was.

Alleen de Vader Zelf kan u deze gezegende waarheid onderwijzen. Geen universitaire studie, geen menselijk onderwijs kan deze kennis van de Zoon overdragen aan uw ziel, maar de Vader wil heel graag de ziel die gewillig is en Christus zoekt, onderwijzen in de Goddelijke en morele heerlijkheden van die verworpen Persoon, Die tegelijkertijd Zijn eeuwige Zoon is, de nederige Zoon des mensen en – gezegend zij Zijn onvergelijkelijke Naam – de Redder van de verlorenen.

W.T.P. Wolston