Waarom ik geen lid ben van een kerkgenootschap

Waren de gelovigen in Korinthe, Galaten, Efeze, Filippi, Kolosse en Thessalonika ingeschreven in een kerkregister of hadden ze het lidmaatschap van een kerk?

‘Want wij zijn leden van Zijn lichaam’ (Efeze 5:30).

 

Was er in Korinthe, Galaten, Efeze, Filippi, Kolosse en Thessalonika één persoon, die de dienst leidde?

‘Maar u, laat u niet rabbi noemen; want één is uw Meester, de Christus; en u bent allen broeders. En noemt niemand uw vader op de aarde; want één is uw Vader, Hij, Die in de hemelen is. Laat u ook niet meesters noemen; want één is uw Meester, de Christus’ (Matth. 23:8-10).

 

En was daar ook een liturgie of een dominee?

‘Hoe is het dan broeders? Wanneer u samenkomt, een ieder van u heeft een psalm, heeft een leer, heeft een taal, heeft een openbaring, heeft een uitlegging’  (1 Korinthe 14:26).

 

Werden er in Korinthe, Galaten, Efeze, Filippi, Kolosse en Thessalonika baby’s besprenkeld?

‘En zij daalden beiden af in het water’ (Handelingen 8:38).

 ‘Wie gelooft en gedoopt is’ (Markus. 16:16).

‘En ook Johannes doopte, te Enon bij Salim, omdat daar veel water was’ (Johannes. 3:23).

‘En terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water’ (Mattheüs 3:16).

‘De priester zal zijn vinger in het bloed dopen en van het bloed zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des Heren, vóór het voorhangsel van het heiligdom’ (Leviticus 4:6).

‘En nu, waarom aarzelt u? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van Zijn naam’ (Handelingen 22:16).

‘En Petrus zei tot hen: Bekeert u, en laat ieder van u gedoopt worden in de naam van Jezus Christus’ (Handelingen 2:38). Een baby kan aan deze oproep geen gevolg geven. Daarom is de oproep tot dopen niet gericht tot baby’s!

 

Hoeveel keer werd het avondmaal gevierd in Galaten, Korinthe, Efeze, Filippi, Kolosse en Thessalonika?

‘En toen wij op de eerste dag van de week vergaderd waren om brood te breken’ (Handelingen 20:7)

‘Want zo dikwijls u dit brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt’ (1 Korinthe 11:23)

 

Enkele jaren geleden raakten twee christenen, die elkaar nog nooit hadden ontmoet, met elkaar in gesprek, terwijl zij samen in dezelfde treincoupé reisden. Na wat conversatie over de dingen van de Heer, vroeg de één aan zijn reisgenoot: ‘Mag ik u vragen, tot welk kerkgenootschap u behoort?’

‘Ik kan begrijpen, dat u dit graag wilt weten’, was het antwoord, ‘maar zou u mij eerst willen zeggen, wat volgens uw gedachte, mij behoort te leiden op mijn weg als christen?’

Direct stemde de eerste toe, dat alleen het Woord van God onze gids behoort te zijn, dat ons met zekerheid de weg wijst.

‘Staat u mij dan toe’, sprak de medereiziger ‘uw vraag met een wedervraag te beantwoorden’: ‘In welk kerkgenootschap wijst Gods Woord mij een plaats aan?’

Na een ogenblik in stilte nagedacht te hebben, luidde zijn antwoord: ‘Wel, ik denk, in geen enkel’.

‘Dan kan ik mij ook bij geen enkel aansluiten, want deed ik dat, dan zou ik, volgens uw eigen woorden, mij in een positie bevinden waar het Woord van God mij niet in geplaatst had’, sprak de ander.

‘Maar’, hernam de eerste spreker opnieuw, ‘vermaant Gods Woord ons dan niet de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten … en dat zoveel te meer, als u ziet dat de dag nadert?’ (Hebreeën 10:25).

‘Zeker, dat zegt Gods Woord. Maar om dit woord van de vermaning gehoorzaam te zijn, is het niet nodig lid van een kerkgenootschap te zijn. Want de Heer Jezus zegt: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben ik in het midden van hen’ (Mattheüs 18:20).