Vraag toch vandaag naar het Woord van de Heer
Lessen uit het leven van koning Josafat (2 Kron. 17-20)
Josafat was de zoon van Asa en de kleinzoon van Abia, die weer de kleinzoon van Salomo was. De Schrift vertelt ons bemoedigende dingen over zijn geloofsleven:
‘De HEERE was met Josafat, want hij ging in de vroegere wegen van zijn vader David … Hij zocht de God van zijn vader en ging in Zijn geboden’ (2 Kron. 17:3-4) ‘Vastberaden ging hij in de wegen van de HEERE’ (vs. 6).
Waarin uitte dat geloofsleven zich dan? Dit uitte zich allereerst in het wegdoen van het verkeerde: ‘Hij zocht de Baäls niet … en deed niet zoals Israël deed … en ook nam hij de offerhoogten en de gewijde palen uit Juda weg’ (2 Kron. 17:3,6). Maar daarnaast bleek dit uiteraard ook uit het doen van het goede: ‘In het derde jaar van zijn regering stuurde hij een boodschap naar zijn leiders … om in de steden van Juda onderricht te geven. Bij hen waren de Levieten … Zij gaven onderricht in Juda, en het wetboek van de HEERE was bij hen. Zij gingen alle steden van Juda rond, en gaven onderricht aan het volk’ (vs. 7-9). Het lag op zijn hart om niet in zijn eentje de Heer te dienen, maar bij het volk als geheel eerbied voor God en Zijn Woord te bewerken.
De Heer beloonde deze Godvrezende jonge koning: er kwam grote vrees voor de HEERE over alle koninkrijken van de landen die rond Juda lagen, zodat ze niet tegen Josafat streden (vs. 10), maar integendeel: de Schrift zegt dat Filistijnen en Arabieren hem belasting kwamen betalen. Hij had rijkdom en eer in overvloed (vs. 5) en het resultaat is: ‘Zo werd Josafat gaandeweg aanzienlijker’ (vs. 12). We kunnen wel zeggen dat Josafat meer dan enige andere nakomeling van David op Salomo leek, ‘in al zijn heerlijkheid’.
En dan komt hoofdstuk 18. Het begint met een herhaling van het feit dat Josafat rijkdom en eer in overvloed had (vs. 1). Maar hoe gemakkelijk worden we als mensen onafhankelijk van God als alles financieel en materieel gezien goed gaat. Bij Josafat was het niet anders. Hoewel hij begonnen was ‘niet te doen zoals Israël’ (2 Kron. 17:4), gaat hij nu huwelijksbanden aan met Achab. Hoofdstuk 21:6 laat ons zien wat voor banden: zijn zoon trouwde met Achabs dochter. Het resultaat zien we later bij die zoon, Jehoram, die net als zijn schoonvader Achab een moordenaar was: hij liet al zijn broers doden, om zo zijn koningschap veilig te stellen en hij ‘ging in de weg van de koningen van Israël … Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE’ (2 Kron. 21:4-6).
Hoe kwam Jehoram zo ver? Door het voorbeeld van zijn vader. Wat we zaaien bij de kinderen, kan heel gemakkelijk een rijke oogst opleveren – tot zegen, maar ook tot vloek.
Josafat had een Godvrezend hart, dat de Heer wilde dienen, maar in zijn rijkdom, eer en aanzien hield hij niet genoeg afstand van de goddelozen. En zoals Psalm 1 ons laat zien, zijn we bovenmate gezegend als we niet ‘wandelen in de raad van de goddelozen’. Maar helaas… na verloop van enkele jaren ging Josafat naar Samaria toe; hij ging er zitten in de kring van spotters, om dezelfde Psalm 1 te citeren. Achab eerde hem, organiseerde een groot feest en spoorde hem aan om met hem mee op te trekken naar Ramoth in Gilead. En dan komt er heel spontaan een verbazingwekkend maar diepdroevig antwoord, dat we niet van Josafat hadden verwacht:
‘Ik ben als u, mijn volk is als uw volk: wij gaan met u mee in de strijd’ (2 Kron. 18:3).
Josafat, wat zeg je daar?! Acht generaties hiervoor had de Heer in het hart van de arme Ruth uit Moab de wens gewerkt: ‘Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God’. Josafat was haar nakomelinge, maar doet precies het tegengestelde door zich te verbinden met de goddeloze afgodendienaar Achab, die zichzelf had verkocht om te doen wat kwaad was in de ogen van de Heer.
Wat een triest voorbeeld van een ongelijk juk (2 Kor. 6:14 v.v.)! En de gevolgen blijven niet uit:
- Achab sterft;
- Josafat krijgt in 2 Kronieken 19:2 te horen dat de toorn van God op hem rust, want: ‘Moest u de goddeloze helpen en zij die de HEERE haten, liefhebben?’;
- zijn zoon Jehoram krijgt een heel slecht voorbeeld en zal alleen die slechte kant van zijn vader imiteren, de goede vergeet hij;
- het hele volk leert dat je kunt denken God te dienen én tegelijk toch compromissen kunt sluiten – en die les zijn ze eeuwenlang niet vergeten, want telkens opnieuw wendden ze zich tot de naburige volken om hulp en daarbij vielen ze consequent in de valkuil van afgoderij.
Maar de ziener Jehu, de zoon van Hanani, mocht eraan toevoegen: ‘Toch zijn er ook goede dingen bij u gevonden, want u hebt de gewijde palen uit het land weggedaan, en uw hart erop gericht om God te zoeken’. Dankbaar lezen we daarop dat Josafat zelf het land doortrekt, het volk doet terugkeren naar de Heer, de God van hun vaderen, en de rechtspraak herstelt. Wat opvalt, is dat we niets lezen over een belijdenis door Josafat. Hij lijkt de les te hebben begrepen, maar als we niet teruggaan naar de wortel die ons tot een verkeerde keus heeft gebracht en die niet veroordelen en wegdoen voor het aangezicht van de Heer, dan vallen we heel gemakkelijk opnieuw in dezelfde valkuil; dat zullen we later nog zien.
Maar als Josafat zo ijverig bezig is voor God, kan de tegenstand niet uitblijven: de Moabieten en Ammonieten vallen aan. Ze waren nog verre familie: buitenechtelijke nakomelingen van Lot. Ze leken op Gods volk, maar waren in werkelijkheid vijanden, zoals Christenen door alle eeuwen heen vaak veel te lijden hebben gehad van mensen die op Gods volk lijken, maar alleen uiterlijk Christen zijn zonder berouw, zonder bekering, zonder leven uit God.
Juist bij deze hevige aanval zien we een hoogtepunt in Josafats Godvrezende leven: ‘Wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, en U zult verhoren en verlossen … In ons is immers geen kracht tegen deze grote troepenmacht die op ons afkomt, en wij weten niet wat wij moeten doen, maar op U zijn onze ogen gericht’ (2 Kron. 20:9-12). Wát een geloofstaal, wát een vertrouwen! Ik zou wensen om mijn oog altijd zo op de Heer gericht te hebben, net zoals ook de Brief aan de Hebreeën het zegt: ‘… terwijl wij zien op Jezus’! Een beter perspectief bestaat er niet voor onze geestelijke ogen.
Het vervolg van dit hoofdstuk laat een overtuigende overwinning zien. Weet je hoe die tot stand kwam? Niet doordat Josafat een leger op de been bracht en doordachte militaire strategieën uitwerkte, maar door iets heel wonderlijks: hij stelde zangers aan en mensen die Gods heilige majesteit zouden prijzen: ‘Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig’. En God antwoordde: ‘Juist op de tijd dat zij met gejuich en lofzang begonnen, legde de HEERE hinderlagen’ tegen de vele vijanden. Josafat is dankbaar; het volk keert terug naar Jeruzalem met lofzang en gaat naar het huis van de HEERE. ‘Grote vrees voor God kwam over alle koninkrijken … En het koninkrijk van Josafat had rust, want zijn God gaf hem rust van rondom’. God sluit zijn levensverhaal af met de opmerking: ‘Hij ging in de weg van zijn vader Asa. Hij week daarvan niet af, en deed wat juist was in de ogen van de HEERE’ (2 Kron. 20:32).
Dat zijn mooie, maar ook ernstige woorden. Hoezo? Het is Gods genade die ondanks Josafat falen getuigt van Josafats wens om te doen wat goed was in het oog van de God Die wordt genoemd ‘zijn God’. Josafat had een heel persoonlijke relatie met de levende God. En jij?
Maar terwijl God aan het begin kon zeggen dat Josafat in de weg van zijn voorvader David ging, was de conclusie aan het eind: ‘hij ging in de weg van zijn vader Asa’. Die was ook Godvrezend, maar bleef niet zijn hele leven heel dicht bij de Heer en liet zelfs een profeet die hem van Godswege waarschuwde, gevangenzetten – zoals later vele koningen na hem deden, bijvoorbeeld bij Jeremia.
Heel opvallend is dat hoofdstuk 20 afsluit met een soort P S, een terugblik op Josafats leven. En daar ontdekken we iets schokkends: Josafat had de les niet geleerd dat een samengaan met een goddeloze koning tegen Gods wil was en dat er geen zegen op kon rusten. Hij had dat kwaad niet met wortel en al uitgerukt. En zo was hij na zijn militaire verbinding met Achab een zakelijke relatie aangegaan met Achabs kleinzoon Ahazia. Samen stuurden ze er een vloot op uit. Maar die kwam niet ver: ‘Omdat u een verbintenis bent aangegaan met Ahazia, heeft de HEERE uw werken afgebroken. Toen leden de schepen schipbreuk’.
Is dat niet een les voor ons? Voor school, studie en werk ontkomen we er niet aan om samen met ongelovigen op eenzelfde werkvloer te werken. Maar samen met een ongelovige een relatie aangaan, is iets wat de Heer nooit zal zegenen – niet in de gemeente, niet in zakelijk partnerschap en ook niet in het huwelijk (2 Kor. 6:14 v.v.).
Nog één positieve les willen we ter harte nemen. Toen Josafat bij Achab was en er zo grif mee instemde om samen met hem de strijd tegen de Syriërs aan te gaan, toen sprak tóch zijn geweten. Hij was er niet helemaal gerust op, want hij zei tegen Achab: ‘Vraag toch vandaag nog naar het Woord van de HEERE’ (2 Kron. 18:4). Achab riep vierhonderd profeten op; zij zeiden precies wat hij graag wilde horen, maar eentje had er de moed om te getuigen en hij werd gevangengezet: Micha, de zoon van Jimla. En tóch gingen zijn woorden nauwkeurig in vervulling.
Josafats raad was goed: vraag toch vandaag naar het Woord van de Heer. Hij heeft die raad lang niet altijd zelf opgevolgd, maar toch is dat het beste wat ook u, jij en ik elke dag kunnen doen. Laten we niet vergeten om, voordat onze werkdag begint, oprecht te vragen naar de raad van onze Heer en er in de loop van de dag dan ook gehoorzaam naar handelen. Daar zal rijke zegen op rusten; de Heer wordt erdoor geëerd en Hij zal ons meer kunnen vullen met Zijn blijdschap en vrede. Zijn gemeenschap is een ongekende zegen die de Achabs, Jehorams en Ahazia’s van onze tijd niet kennen, maar wij als Gods kinderen mogen er voortdurend van genieten. Doen we dat ook echt?
E.H.W. Luimes