Verborgen twijfelaars

Wat de kennis van de verlossing betreft, zijn er drie grote groepen van godsdienstige twijfelaars:

  • 1. Zij die denken dat het juist of terecht is om in onzekerheid te verkeren wat hun toekomst betreft.
  • 2. Zij die geloven dat het mogelijk is daarover zekerheid te bezitten, maar openlijk belijden dat zijzelf hierover geen zekerheid hebben.
  • 3. Zij die ernstig twijfelen aan hun aanneming, hoewel de mensen om hen heen denken dat ze geen twijfel kennen.

We hebben weinig te zeggen tot de eerste groep, dat wil zeggen tot hen die onzekerheid als een deel van hun geloofsbelijdenis aanvaard hebben. Dat wat God aan elk schepsel wil bekend maken, willen zij liever verzegelen door het te betitelen met de woorden: ‘Dat kán een mens nooit weten’. Wat een moedwillige onwetendheid!

‘Nu naar het Grote Geheim’, zei een stervende zakenman tegen zijn bedroefde gezin, toen ze rondom zijn bed stonden. ‘Een groot geheim’! – terwijl God zo duidelijk heeft gezegd: ‘Opdat gij weet’ (1 Johannes 5:131). ‘Een groot geheim!’- terwijl er staat: ‘Zo zij u dan bekend…’: deze uitspraak klinkt in Handelingen 13:38 luid en in onmiskenbare duidelijkheid van de lippen van een gezant van Christus, die speciaal met deze bediening door de Heere der heerlijkheid was belast!

Zou zo’n twijfelaar deze bladzijden toevallig lezen, dan willen wij hem er ernstig aan herinneren dat menselijke meningen, als zij in strijd zijn met het Woord van God, erger zijn dan alle andere dingen, en de dood zal dit zeker bewijzen. De mens is een belangrijk wezen naar zijn eigen beoordeling, maar eenmaal komt de dood, dat moeten we ernstig onder ogen zien! En Gods Woord zegt van de mens: ‘Zijn geest gaat uit, hij keert weder tot zijn aarde; in die dag vergaan zijn raadslagen’ (Psalm 146:4). Zó is het niet met de waarheid van het evangelie: ‘Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid’ (1 Petrus 1:25).

Er bestaat één groot verschil tussen de volgende twee groepen twijfelaars. In het éne geval wordt het gebrek aan de vertroosting in de door God aangeboden zekerheid openlijk en zonder aarzeling beleden. In het andere geval spreken zulke twijfelaars er zelden of nooit over, hoewel ook daar de vertroosting ontbreekt. Zulke zielen schijnen te overwegen dat het eigenlijk niet correct is om te zeggen, dat zij in twijfel en onzekerheid verkeren. Eens hebben ze immers beleden dat zij zeker waren van hun behoudenis. Wat zouden hun medegelovigen dan wel denken, als zij nu iets anders zeiden?

Bovendien waren hun vroeger enkele eenvoudige teksten uit de Heilige Schrift als de grondslag van hun zekerheid voor de aandacht geplaatst, en net zoals de zeeslak zich vasthecht aan de rots, houden zij zich aan die teksten hardnekkig vast alsof hun leven ervan afhangt. Zij kennen bijvoorbeeld de uitspraken: ‘…die heeft het eeuwige leven en komt niet in het oordeel’ (Johannes 5:24); en dat ‘in Hem een ieder die gelooft, gerechtvaardigd is’ (Handelingen 13:39), en: ‘Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven’ (Johannes 3:36). En wij danken God hartelijk met hen, dat zij zulke onfeilbare reserves bezitten om op terug te vallen.

Maar tegelijkertijd hebben ze veel innerlijke strijd. Wanneer deze strijd in woorden werd uitgedrukt, zouden ze zeker niet de indruk wekken ‘de volle zekerheid van het geloof’ te bezitten (Hebreeën 10:22). Zulke zielen moeten zichzelf bijna overreden dat het gepast is om door te gaan met de belijdenis dat ze de vergeving van hun zonden hebben, want in hun oprechte oordeel is er het meest onthutsende bewijs voor het tegendeel.

Nu, het geheim van al die innerlijke rusteloosheid ligt daarin, dat hun ziel niet werkelijk begrijpt dat de verlossing uitsluitend op de grondslag van genade berust – al weet hun hoofd misschien we beter. In heel veel gevallen houdt men heimelijk tóch vast aan de gedachte van een eigen verdienste. Geen natuurlijke verdienste misschien, maar toch wél een eigen verdienste – een verdienste die door de Heilige Geest in hen is voortgebracht. Als ze maar in zichzelf zo’n verdienste konden ontdekken, waarnaar ze zó snakken, dan zouden ze bevredigd en rustig zijn.

Wanneer ze die verdienste bij zichzelf niet vinden, zijn ze op zijn best slecht op hun gemak. Wat ze in de Schrift zien, zou hun absolute zekerheid geven, als niet het één of andere gebrek in henzelf hen aan het twijfelen bracht.

Welnu, zulke zielen hebben nog niet ten volle gezien, dat de voortreffelijkheid van de gelovige nooit de zegen van God kan verdienen, zelfs als hij het hoge peil zou kunnen bereiken waarnaar hij streeft; en dat hij anderzijds de zegen van God niet kan verliezen ondanks al zijn ontdekte en beleden slechtheid.

Er zou immers een grens zijn aan de overvloedige genade van ‘de God van alle genade’ (1 Petrus 5:10), wanneer mijn slechtheid zo groot was dat het mij uitsloot van Gods zegen. En het zou helemaal geen genade zijn, als mijn eigen voortreffelijkheid mij in die zegen kon invoeren. ‘Waar de zonde toenam, daar is de genade meer dan overvloedig geworden’ (Romeinen 5:20). Nadat de apostel Paulus had gesproken over zichzelf als een lasteraar een vervolger en een verdrukker in zijn vroegere loopbaan als een hater van Christus, kon hij zeggen: ‘Maar de genade van onze Heere is meer dan overvloedig geweest’ (1 Timotheüs 1:14). Hoewel mijn slechtheid de dood van Christus absoluut noodzakelijk maakte, was het toch door de genade van God dat Hij voor mij de dood smaakte (Hebreeën 2:9). Als daarom mijn slechtheid de gelegenheid voor de openbaring van Gods genade door Christus is geweest, kan mijn boosheid tegelijkertijd niet het middel zijn om mij van Gods zegen uit te sluiten.

Wij zouden elke verborgen twijfelaar willen vragen, de volgende twee vragen biddend te overwegen:

  • 1. Is aan God door de overgave van Zijn eigen Zoon als een Zoenoffer niet op een rechtvaardige wijze voldoening geschonken en is Hij daardoor niet volkomen bevredigd?
  • 2. Bent u zó overtuigd door het volbrachte werk op het kruis, dat u niet kunt nalaten de gezegende Persoon Die dit werk volbracht heeft, als Uw Verlosser te wensen?

Nog eens vragen we: ‘Is aan God geen volmaakte voldoening geschonken?’ Uw eigen gevoelens hierover doen helemaal niets ter zake – zij zijn op zijn hoogst slechts van ondergeschikt belang. Is God volkomen tevredengesteld? Heeft Hij de Heere Jezus niet juist daarom opgewekt en verheerlijkt? God zij geprezen, Hij heeft dat gedaan! Lees de zekerheid hiervan in de woorden die van de lippen van de Heere Zelf kwamen: ‘Als God in Hem verheerlijkt is, zal God Hem ook in Zichzelf verheerlijken, en Hij zal Hem terstond verheerlijken’ (Johannes 13:32).

Al Gods rechtvaardige eisen zijn nu vervuld en meer dan dat: Zijn heilige Naam is in de vervulling van die eisen verheerlijkt. God is nu, door de verdienste van Christus, vrij om Zijn eigen hart te bevredigen. Hij kan de voornaamste van de zondaren zegenen, en hem zelfs op een rechtvaardige manier zegenen. De genade heerst door gerechtigheid (Romeinen 5:21). Dat wil zeggen: de zondaar kan door genade op een rechtvaardige manier gezegend worden, omdat de genade Iemand heeft gevonden Die in staat was een werk te volbrengen dat een rechtvaardig antwoord geeft op de zonden van de zondaar. Als we kijken naar het kruis van Christus en naar Zijn kronen van heerlijkheid, kunnen we zeggen: Het is alles door Gods gerechtigheid. Als we kijken naar onszelf kunnen we zeggen: Het is alles door Zijn genade.

‘Want uit genade zijt gij behouden’ (Efeze 2:8). In Hem hebben wij ‘de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van de misdaden, naar de rijkdom van Zijn genade’ (Efeze 1:7). Ook is Zijn genade naar ons toe niet uitgeput, toen onze zielen eenmaal verlost waren en onze zonden vergeven waren, want ‘in de toekomende eeuwen zal Hij de uitnemende rijkdom van Zijn genade betonen in goedertierenheid over ons in Christus Jezus’ (Efeze 2:7).

Kunt u niet – ondanks uw eigen totale onwaardigheid en ondanks alle geraffineerde listen van satan – zeggen dat God zó volkomen bevredigd is in Christus, dat Hij Hem met heerlijkheid en eer heeft gekroond? En dat u Hem zó nodig hebt, dat u helemaal niet buiten Hem kunt? Een verheerlijkte Verlosser en een hart dat niet kan leven zonder Hem, zijn argumenten die de vijand volkomen beschamen, hem in verwarring brengen en hem uit het veld slaan zonder dat daarvoor enig ander woord van u nodig is. Geve de Heere dat verontruste lezers zó leren te overwinnen!2

George Cutting

1 Wij gebruiken voor het Nieuwe Testament meestal de zogenaamde Voorhoeve-vertaling. Maar lees de teksten gerust na in de Statenvertaling; u zult ontdekken dat dezelfde waarheid er duidelijk in wordt gevonden.

2 Ook verkrijgbaar als losse flyer bij www.uhwdw.nl: https://www.uithetwoordderwaarheid.nl/verborgen-twijfelaars.html