Toen zond God Zijn Zoon

Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon, geworden uit een vrouw, geworden onder [de] wet, opdat Hij hen die onder [de] wet waren, zou vrijkopen, opdat wij het zoonschap ontvangen zouden. En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon in onze harten uitgezonden, Die roept: Abba, Vader! Galaten 4:4-6

In het Oude Testament worden gelovigen gezien als kinderen die onder voogden en leermeesters gesteld zijn en zich voorbereiden op een uiteindelijk afstuderen. De volheid van de tijd is het moment dat God had bepaald voor de verandering die moest plaatsvinden. Hij zond Zijn eigen Zoon om het grote werk te volbrengen waardoor mensen uit een situatie van kinderlijke opvoeding gehaald worden en overgebracht worden in een situatie van de vrijheid en waardigheid van het zoonschap. Dit was alleen mogelijk door Zijn lijden en sterven aan het kruis van Golgotha, waardoor de Heer Jezus hen heeft verlost die eens slaven waren, in niets onderscheiden van dienstknechten. Want de voogden en leermeesters hadden te maken met de wet en zijn beperkende slavernij, waarvan de grote verlossing die in Christus Jezus is ons nu heeft vrijgemaakt.

De verlossing heeft het kind dus veranderd in een ‘zoon’. Het kind wordt nu gezien als tot volwassenheid gekomen op grond van de verlossing in Christus. Hij is niet langer een dienstknecht maar een zoon; niet langer onder wettelijke beperkingen, maar in een situatie van vrijheid, waardigheid en vertrouwen gebracht.

Dit houdt niet slechts in dat hij zich als een kind onderwerpt aan de wil van de Vader, maar ook dat hij die goede, welbehaaglijke en volmaakte wil begrijpt en er van harte mee instemt. Dit is het werkelijke karakter van het Christendom als contrast tot het Jodendom. Omdat de gelovige in een situatie van volwassen begrip gebracht is, kan de Vader hem Zijn bezittingen toevertrouwen. Kostbaar inderdaad is dit zoonschap, en kostbaar de genade die het bewerkt heeft!

L.M. Grant