Over berouw en bekering

Wat is berouw?
Berouw houdt in, dat we onszelf moreel oordelen door de werking van het Woord van God en in de kracht van de Heilige Geest. Berouw is, dat we ontdekken dat we door en door zondig zijn, dat we onze schuld zien, onze verdorvenheid, onze verloren toestand. Dat we net als Jesaja zeggen: “Wee mij, want ik verga” (Jesaja 6:5). Dat we net als Simon Petrus zeggen: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Heere” (Lukas 5:8).

Diepgaand berouw
Het is absoluut noodzakelijk dat een zondaar berouw heeft! Hoe dieper dit berouw gaat, des te beter. Het hebben van berouw is te vergelijken met een ploegschaar die in de ziel komt en de braakliggende grond omploegt. De ploegschaar is niet het zaad. Maar hoe dieper de voor, hoe sterker wordt later de wortel van de plant. Het is goed, het is nodig, dat er een diepgaand werk van berouw in de ziel plaats vindt.

God is liefde, maar ook licht
Ik ben bang dat hiervan veel te weinig gevonden wordt bij zogenaamde opwekkingsbewegingen. Men probeert het evangelie zo eenvoudig mogelijk voor te stellen en het heil zo gemakkelijk mogelijk te maken voor de zondaar. Men spreekt wel over de liefde van God, maar niet over Zijn heiligheid en gerechtigheid. Men vergeet dat God niet alleen liefde is, maar ook licht! Men denkt niet aan de eisen van de waarheid en de gerechtigheid, met betrekking tot het geweten van de zondaar.

De waarheid heeft twee kanten
Natuurlijk, door de genade van God is de behoudenis volkomen vrij voor iedere zondaar. De behoudenis is helemaal van God. God is de oorsprong ervan, Christus is het kanaal en de Heilige Geest geeft de kracht om het aan te nemen en ervan te genieten. Dit alles is heerlijk, maar we moeten de verantwoordelijkheid van de mens niet vergeten. De mens is van nature een schuldige zondaar. Voor hem geldt de boodschap, dat hij berouw moet hebben en zich tot God moet bekeren.

Berouw alleen redt niet
Het hebben van berouw heeft op zichzelf geen reddende kracht. De gevoelens die iemand heeft die op het punt staat te verdrinken, kunnen hem niet redden. Iemand die failliet is gegaan en de faillissementsakte ondertekent, wordt daardoor niet schatrijk. De behoudenis is helemaal uit genade. De behoudenis komt altijd van de Heere. Hierin moeten we duidelijk zijn. Maar we moeten er ook aan denken dat onze gezegende Heere en ook de apostelen er steeds op aandrongen dat een zondaar berouw moet hebben en zich moet bekeren (zie bijvoorbeeld Handelingen 3:19; 26:20).

Een verkeerde leer
Over dit belangrijke onderwerp wordt veel verkeerde leer gevonden; een groot deel ervan is wettisch. Hierdoor wordt het gezegende evangelie van de genade van God verduisterd. De zondaar wordt ertoe gebracht op eigen ervaringen en beproevingen te bouwen en niet op het volbrachte werk van Christus. Men is dan bezig met een zeker proces in de ziel, waarbij de aanspraak om tot de Heere Jezus te mogen komen, afhangt van de mate van dat proces. Het hebben van berouw wordt dan als een soort goed werk beschouwd. Men vergeet dan dat al onze werken ondeugdelijk zijn en dat onze natuur onverbeterlijk is. We moeten altijd de waarheid van God voor ogen houden en elke verkeerde leer hierover afwijzen.

Een voorbeeld
Twee mensen zijn veilig aan boord van een reddingsboot. Eén ervan heeft twee verschrikkelijke uren in het water doorgemaakt. Voordat hij werd opgepikt, was hij in afschuwelijke doodsangst. De ander werd een paar minuten nadat het schip op een rots liep, opgenomen door de reddingsboot. Hij heeft nauwelijks de tijd gehad het gevaar waarin hij zich bevond te voelen. Beiden zijn nu in de reddingsboot. Beiden zijn nu veilig. Beiden zijn gered door dezelfde reddingsboot. Het gaat niet om de gevoelens die ze eerder hadden, maar om het feit dat ze beiden in de reddingsboot zijn. Vast en zeker zal de eerste een dieper gevoel van de waarde van de reddingsboot hebben dan de tweede. Maar dit is alleen maar een kwestie van ondervinding, beiden zijn behouden en veilig.

Geen twee bekeringen zijn identiek
Er zijn nauwelijks twee volkomen identieke gevallen van bekering te noemen. Sommigen gaan éérst door grote zielsbeproevingen, voordat zij tot Christus komen, anderen daarna. Het gaat om de Christus tot Wie men komt. Niet de manier waarop men tot Hem komt is belangrijk. Wel is het belangrijk dat iemand behouden is. We kunnen hiervoor geen strakke regels geven. We zijn ervan overtuigd dat iedereen, vroeger of later, moet leren wat het vlees is. En hoe eerder en hoe grondiger men dit leert, des te beter is het. Het valt op, dat mensen die in het begin door de diepste worstelingen gegaan zijn, later de standvastigste en gezondste christenen werden. Maar we zijn door Christus behouden en niet door onze ondervindingen.

De gevaren voor onze jonge mensen
Ik heb wel eens gedacht dat we eigenlijk medelijden moeten hebben met jonge mensen die godsdienstig opgevoed zijn en die jong tot belijdenis van het geloof zijn gekomen. Wat krijgen zij het vaak moeilijk, als zij de beschermde omgeving van thuis moeten verlaten en de wereld ingaan. Zij kennen vaak hun eigen hart niet, zij kennen de valstrikken en de verleidingen van de wereld niet, zij kennen de listen van satan niet. Zij hebben nooit ondervonden wat de wereld is. Zij zijn ongemerkt het Goddelijke leven ingebracht, maar zij zijn nooit gezift en beproefd. Zij gaan vaak voor de bijl als zij geplaatst worden tegenover de harde werkelijkheid van het leven, als zij in aanraking komen met de moeilijkheden van elke dag, als zij de redeneringen van ongelovigen moeten weerstaan en als zij de verleidingen van de wereld moeten weerstaan, zoals danszaal, bioscoop en de duizend-en-één vormen van vermaak (zoals vandaag de dag op internet!). Zij zijn niet vastbesloten wat Christus betreft. Zij kunnen niet ‘nee’ zeggen tegen de wereld. Zij geven toe en vallen onder de invloed van de verleiding. Het gevolg is dat ze zich ongelukkig voelen, ja, dat ze wanhopig worden. God zal hen echter in zijn genade terugbrengen, vaak na een verschrikkelijke strijd. Zij komen vaak versterkt in hun geloof uit deze strijd.

“Als de begeerte bevrucht is baart zij zonde”
Maar als iemand geen kiem van Goddelijk leven in zich heeft, als alles wat iemand bezit alleen de invloed van een godsdienstige opvoeding is, dan werpt zo iemand zich vaak met enorme gretigheid in de maalstroom van de zonde en snelt hij blindelings de ondergang tegemoet. Zoveel jonge mensen zijn deugdzaam en onbedorven uit hun ouderlijk huis weggegaan, terwijl ze totaal onkundig waren wat de wereld en hun eigen hart betreft. De vijand spant hen een strik en zij worden in de strik gevangen. Het ene leidt tot het andere. Zij gaan van kwaad tot erger, totdat zij tenslotte het slachtoffer van hun eigen begeerte zijn geworden. Tenslotte zijn zij helemaal verdorven en zedelijk een wrak, tot groot verdriet van hun ouders.

Een voorwaarde voor geestelijke groei
Het is nodig, vooral in onze dagen, dat ons hart volkomen toegewijd aan Christus is, dat we helemaal breken met de wereld, of we nu jong of oud zijn. Dat alleen geeft volmaakte rust en tevredenheid in het hart. Als ons hart vervuld is met Christus, dan is er in ons hart geen plaats voor de wereld. Dan heeft de wereld zijn aantrekkingskracht voor ons verloren. Als we de wereld steeds weer plaats geven in ons leven, zal er geen groei zijn in ons geestelijke leven.

C.H. Mackintosh