Laat hun eis gebeuren

Over principes van de politiek

Lukas 23:24

Betrokkenheid bij de politiek is één van de vraagstukken van het dagelijkse leven waarbij het voor Christenen moeilijk is om hun houding te bepalen1. Velen hebben erop gewezen dat er een positieve invloed kan uitgaan van Christenen die ‘hun stem laten horen’. Anderen hebben geargumenteerd dat we, behalve onze hemelse roeping, ook geroepen zijn om ons deel bij te dragen in het koninkrijk en dus ook in de politiek. In dit artikel willen we proberen vast te stellen of dit laatste punt ook waar is.

Principes van de politiek

Lukas 23 vormt het decor. Nadat de vijanden van de Heer Hem aangeklaagd hadden bij de religieuze autoriteiten (het Sanhedrin of: de Raad, Luk. 22:66), ‘stond de hele menigte van hen op en leidde Hem voor Pilatus’ (vs. 1), de Romeinse gouverneur die het bewind voerde over Judea. En zij ‘begonnen Hem te beschuldigen’ (vs. 2). De beschuldiging die tegen Hem ingebracht werd – ‘dat Deze ons volk afvallig maakt en verbiedt de keizer belasting te betalen’ – was volkomen ongegrond (verg. Luk. 20:25), maar ze hadden dit bedacht om hun doel te bereiken. Toen ze de Heer aanklaagden bij de religieuze raad, gebruikten ze de aanklacht van godslastering; voor Pilatus gebruiken ze een politieke aanklacht.

Na een korte ondervraging stelt Pilatus vast: ‘Ik vind geen schuld in deze Mens’ (vs. 4). Hiermee had de zaak voor hem afgedaan moeten zijn, maar we lezen over de menigte: ‘Zij hielden nog sterker aan’ (vs. 5). En hier wordt het eerste element van de (democratische) politiek zichtbaar: het gaat niet om het juiste morele oordeel over de betreffende kwestie, maar om de mening en gemoedstoestand van de menigte2

In zeker opzicht is het niet verbazend dat in veel landen dit principe de algemene regel is geworden. Wanneer de Bijbel als Gods Woord wordt afgewezen, zijn er geen absolute waarden en is er dus ook geen enkele maatstaf om de betekenis van een ‘juist moreel oordeel’ te definiëren. Als mensen in een moreel vacuüm leven (de Schrift noemt dit duisternis), wordt het oordeel overgelaten aan de massa3. Het gevolg is dat ze de Man ‘Die het land [was] doorgegaan, terwijl Hij goeddeed’, doden ‘door Hem te hangen aan een hout’ (Hand. 10:38-39). We doen er goed aan om deze oude waarschuwing ter harte te nemen: ‘U mag de meerderheid niet volgen in het kwaad’ (Ex. 23:2).

Pilatus ziet zich gesteld voor wat wij een politiek dilemma zouden noemen: de menigte oefent druk uit om de juiste handelwijze tegen te gaan. Als een ‘goede’ politicus doet hij een ‘slimme’ politieke zet. Wanneer ‘Galiléa’ wordt genoemd (vs. 5), ziet Pilatus onmiddellijk een ontsnappingsroute. Als ‘de Man’ een Galileeër was, dan bood dat de politicus een welkome mogelijkheid om zich te bevrijden uit deze netelige situatie: dan kon hij Hem naar Herodes zenden, de viervorst die het gezag uitoefende over dat gebied (vs. 6-7). Hier zien we een volgend politiek principe: wanneer een situatie duidelijk is, maar de juiste handelwijze is impopulair, dan wordt de zaak óf helemaal niet aangepakt óf doorverwezen naar iemand anders. 

Natuurlijk moet toegegeven worden dat in sommige gevallen iemand niet in staat is of niet de juiste persoon is om de zaak te behandelen en die daarom moet verwijzen naar iemand anders. Maar de intentie van iemand moet altijd zijn om de kwestie op de best mogelijke manier te behandelen en niet om zichzelf te ontdoen van een impopulaire taak.

Na het verhoor van de Heer door Herodes (vs. 8-12) wordt Pilatus weer met dezelfde zaak geconfronteerd. Zijn volgende zet laat zien dat hij er steeds wanhopiger op uit is om de kwestie op te lossen. Hij herhaalt zijn eigen overtuiging, namelijk dat hij ‘in deze Mens geen schuld gevonden’ heeft (vs. 14) en hij probeert zijn standpunt kracht bij te zetten door het oordeel van Herodes te herhalen (vs. 15). Zijn conclusie moet de onbevooroordeelde toeschouwer echter verbazen: ‘Ik zal Hem dus kastijden en loslaten’ (vs. 16). 

Met dit vonnis hoopte Pilatus tegelijkertijd zijn eigen doel en dat van de menigte te bereiken. Aan de ene kant zou het Pilatus in staat stellen om de Heer Jezus vrij te laten (zoals hij wist te moeten doen). Aan de andere kant zou het de menigte bevredigen, omdat de Heer op tweevoudige wijze schuldig werd verklaard. Ten eerste, Hij zou gekastijd worden – wat de wrede methode van geseling inhield (Joh. 19:1). En ten tweede, Hij zou wel worden vrijgelaten, maar dat gebeurde niet op grond van Zijn onschuld: Pilatus moest op het feest een misdadiger (!) loslaten. Zo kon Pilatus zijn verborgen agenda uitvoeren, terwijl hij, tot op zekere hoogte, tegemoetkwam aan de eis van de menigte. Kort gezegd: Pilatus’ voorstel was gebaseerd op het principe van compromis. En ook hier kan de Christen een van de elementen onderscheiden die zo kenmerkend zijn voor de politiek: als mensen bereid zijn om hun principes te compromitteren, zullen ze al snel hun toevlucht nemen tot het principe van compromis.

Hoe populair het principe van compromis ook is in de politieke arena, compromis leidt niet altijd tot het gewenste resultaat. Pilatus herhaalt zijn voorstel nog eens (vs. 22), maar zonder succes. Dit brengt ons bij wat misschien wel het meest schokkende moment is in het proces tegen de Zoon van God. Ondanks de overtuiging van de rechter en ondanks het overweldigende bewijs voor de onschuld van de Mens Christus Jezus, lezen we: ‘Met luid geschreeuw hielden zij aan en eisten dat Hij gekruisigd zou worden; en het geschreeuw van de overpriesters kreeg de overhand. En Pilatus besliste dat hun eis moest worden ingewilligd’ (vs. 23-24). Dit vonnis is lijnrecht in tegenspraak met het bewijs en de eenvoudige maar veelzeggende reden is dat de ‘stemmen de overhand kregen’. Als de druk te groot wordt, buigt het politieke oordeel voor die druk. Dit wordt onderstreept door het volgende vers: ‘Jezus leverde hij over aan hun wil’ (vs. 25). De Zoon des Mensen uit geen enkele kritiek op dit proces: ‘Als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open’ (Jes. 53:7).

Het was niet alleen de hevigheid van de druk, niet slechts de woede van de menigte die Pilatus ertoe bracht om toe te geven. Het evangelie van Johannes werpt licht op het argument dat de verandering bewerkte: ‘Maar de Joden riepen aldus: Als u Deze loslaat, bent u geen vriend van de keizer’ (Joh. 19:12). In de politiek (en soms ook op andere terreinen) verzekeren goede relaties met invloedrijke personen iemands eigen positie en carrière. Een rechtvaardig oordeel dat iemands eigen vooruitzichten en relaties in gevaar brengt, moet tot elke prijs vermeden worden.

Dienstknechten van Hem Die de Koning is

Behalve de principes die hierboven uiteen zijn gezet, doet de Heer Zelf ook een uitspraak die iedere Christen die politieke betrokkenheid overweegt, mee moet laten wegen bij zijn beslissing. Johannes vermeldt deze uitspraak van de Heer: ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars hebben gestreden, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; maar nu is Mijn koninkrijk niet van hier’ (Joh. 18:36). Zouden deze woorden alleen al niet de doorslag moeten geven? 

Als Christenen tegenwoordig redeneren dat ze politiek actief moeten zijn om hun rol in het koninkrijk te vervullen, zouden de woorden van de Heer ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’ duidelijk moeten maken dat het hierbij om geestelijke en niet om burgerlijke plichten gaat. Als anderen wijzen op negatieve ontwikkelingen in onze maatschappij en redeneren dat Christenen die niet moeten tolereren, geven dan de woorden van de Heer niet opnieuw het antwoord? ‘Als Mijn koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars hebben gestreden’. Er heeft nooit een schandelijker gebeurtenis plaatsgevonden dan het proces tegen de Heer. En toch riep Hij Zijn dienstknechten niet op om te strijden. Een van hen, Petrus, had dit niet begrepen en sloeg Malchus het rechteroor af (Joh. 18:10). ‘Steek het zwaard in de schede’, is de rustige instructie van de Meester (Joh. 18:11).

Invloed buiten de politiek

Nu we enkele principes, of elementen, onderzocht hebben die ten grondslag liggen aan de politiek in een wereld die Christus heeft afgewezen – en de verschrikkelijke uitkomst in de ‘zaak der zaken’ – zal de lezer van de Bijbel misschien erkennen dat het niet de bedoeling is dat een Christen politiek actief is. Tegelijkertijd echter kan en zal de vraag opkomen: hoe kunnen Christenen dan wel invloed uitoefenen in deze wereld?

Christenen hebben beslist invloed in deze wereld en ze moeten die ook hebben. Die invloed wordt echter niet bereikt door te ‘strijden’ en door te proberen de wereld te verbeteren. In plaats daarvan wordt de gelovige opgeroepen om:

– het licht van de wereld te zijn (Matth. 5:14 en Fil. 2:15) – getuigenis afleggen;

– het zout van de aarde te zijn (Matth. 5:13) – bederf tegengaan;

– te bidden (1 Tim. 2:1-2);

– te prediken, als hij daartoe gezonden is (Rom. 10:14-15);

– een voorbeeld te zijn (1 Petr. 3:1-2).

In een wereld die Christus heeft afgewezen, getuigen wij van een verworpen, maar nu verheerlijkte Christus.

Een ander voorbeeld dat licht werpt op het onderwerp, is dat van Abraham en Lot. Abraham had zich afgezonderd, ‘terwijl Lot in de poort van Sodom zat’, de plaats waar invloed werd uitgeoefend (Gen. 19:1). Lot kwelde zijn rechtvaardige ziel (2 Petr. 2:7-8) en zijn getuigenis was zozeer gecompromitteerd dat toen hij zijn schoonzoons waarschuwde, hij in hun ogen was ‘als iemand die grappen maakte’ (Gen. 19:14). Hij had geen enkele invloed.

Abraham daarentegen had zich afgezonderd. Hij woonde niet in Sodom en hij wilde zelfs geen geschenken aannemen van de Hethieten (Gen. 23:3-16), noch van de groten der aarde (Gen. 14:23). En wat was het gevolg? Hij had een veel beter getuigenis. Hij werd door hen gezien als ‘een vorst van God’ (Gen. 23:6). Ironisch genoeg, zouden we kunnen zeggen, was hij uiteindelijk degene die Lot moest redden (Gen. 14:16). En laten we eens kijken naar de verwoesting van Sodom (Gen. 19:27-29). Abraham stond op een afstand en Lot werd gered vanwege Abraham (niet andersom).

Wij Christenen hebben een veel verhevener plaats (Ef. 2:6) en doel (Kol. 3:2). Zodra we beseffen ‘deelgenoten van de hemelse roeping’ te zijn, zullen we veel minder in beslag genomen worden door aardse doelen. Laten we ons er evenzeer voor hoeden om dezelfde principes (zoals meerderheidsbeslissingen) toe te passen op het praktische, individuele en gezamenlijke leven van Gods kinderen. Omdat we in democratische landen leven, lijkt een dergelijke ontwikkeling zo natuurlijk, maar we mogen God danken voor de absolute en onfeilbare leiding die we vinden in Zijn Woord.

Er is gezegd…

Een oud Latijns spreekwoord luidt: ‘vox populi, vox dei’ (de stem van het volk is de stem van God). Anderen vonden dat je beter kunt zeggen: ‘vox populi, vox bovis’ (de stem van het volk is de stem van een os). Er is betoogd dat het vaak nog erger is en we eigenlijk moeten zeggen: ‘vox populi, vox diaboli’ (de stem van het volk is de stem van de duivel). Het gedeelte uit Lukas 23 dat we hierboven besproken hebben, is daar een treffend voorbeeld van. Het zal waar blijven zolang de Nazarener wordt veracht en verworpen. Maar spoedig zal Hij op aarde regeren en dan zal naar waarheid gezegd kunnen worden: ‘vox regis, vox dei’ (de stem van de Koning is de stem van God).

Besluit

Als we kijken naar het proces van de Heer voor Pilatus, dan richten we ons vooral op de Heer als het onschuldige Slachtoffer, het Lam van God ‘dat als een lam ter slachting werd geleid, als een schaap dat stom is voor zijn scheerders’ (Jes. 53:7). En hoewel het in deze passage vooral gaat om Zijn unieke volmaaktheid in dit proces, bevat het verslag ook waardevolle aanwijzingen over de aard van de politiek, die niet over het hoofd gezien moeten worden.

Wanneer de politiek ernaar streeft de menigte tevreden te stellen, leidt ze algauw tot beslissingen die tegen de gedachten van God ingaan. De uitkomst van het proces voor Pilatus illustreert het gevaar van beslissingsprocessen die gebaseerd zijn op de mening van de meerderheid.

Christenen moeten er zorgvuldig op letten dat zij zich bij zaken die hun gezamenlijke leven betreffen, niet laten leiden door politieke methoden (zoals besluitvorming op basis van meerderheid van stemmen). Christenen moeten echter wel invloed uitoefenen in een wereld die Christus afwijst, niet door te proberen haar te verbeteren, maar door een positief getuigenis van Hem te geven.

Het is Gods plan om de dingen recht te zetten in deze wereld, niet door ons initiatief, maar door het koninkrijk van Christus te vestigen op aarde, precies de plaats waar Hij werd – en nog steeds wordt –  verworpen. Dan (tijdens het duizendjarige Vrederijk) zal Christus de Gemeente tot zetel van de regering maken (Openb. 20:6; 21:9-27).

M. Hardt

1 Denk bijvoorbeeld aan het (westerse) politieke debat over onderwerpen als abortus, euthanasie en homoseksualiteit. Als een politicus zou staan op de Bijbelse principes en een consequent Bijbels licht over deze onderwerpen zou laten schijnen, zou dat in de meeste partijen hoogstwaarschijnlijk het einde van zijn carrière betekenen.

2  Er zijn natuurlijk ook situaties waarbij geen sprake is van morele principes. En ‘in het grote aantal raadgevers ligt de overwinning’ (Spr. 24:6).

3 Natuurlijk zijn er voorbeelden uit het dagelijkse leven te bedenken waarbij het goed is om een compromis te sluiten. Het gevaar ontstaat wanneer Bijbelse principes opgegeven worden omdat we instemmen met een compromis met een menselijk (of werelds) standpunt.