In Mijn Naam

‘En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat Hij ons hoort, als wij iets bidden naar Zijn wil. En als wij weten dat Hij ons hoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij de beden hebben, die wij van Hem hebben gebeden’ (1 Joh. 5:14-15).

De uitdrukking ‘in Mijn Naam’ vinden wij in de Bijbel heel veel keren in verband met het geloof. Bij onderzoek blijkt dat er in het algemeen gesproken een dubbele betekenis aan kan worden gehecht. De ene keer heeft het betrekking op God, de andere keer op ons.

In het verband met het eerste vestig ik de aandacht op Johannes 1:12, waar staat: ‘… hun die in Zijn Naam geloven’ en op Johannes 2:23, waar staat: ‘… geloofden velen in Zijn Naam’.

Het gaat hier om het Voorwerp waarnaar het geloof zich uitstrekt. Iets dergelijks vinden wij in Handelingen 16:31, waar we lezen: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult behouden worden’. De bedoeling is duidelijk: men moet op Hem rusten, Hij is de Rots op Wie men kan vertrouwen, Hij is het Voorwerp van het geloof. Het recht kinderen van God te zijn, het voorrecht behouden te zijn, is gegrond op de Persoon en het werk van de Heer Jezus.

Wat het tweede aangaat, vinden we telkens hoe noodzakelijk het voor ons is om in de Naam van de Heer Jezus te geloven, in de Naam van de Heer Jezus alles te doen, in Zijn Naam te bidden, want even belangrijk als het is dat wij voor God op die Naam kunnen bouwen, even duidelijk is het dat wij alleen in de Naam van de Heer Jezus voor God kunnen verschijnen. ‘En in die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. Tot nu toe [gedurende Zijn verblijf op aarde] hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen mag zijn’ (Joh. 16:23-24).

Het is heerlijk om op de Naam van de Heer Jezus voor God te mogen bouwen en erop te vertrouwen, erin te geloven. Het is heerlijk om in die Naam God aangenaam te zijn en op gezag van die Naam te handelen. Het is heerlijk om bij alles rekening te houden met die Naam: ‘En al wat u doet, in woord of werk, [doe] alles in de Naam van de Heer Jezus, God, de Vader, dankende door Hem’ (Kol. 3:17). Het is heerlijk om te weten dat er kracht uitgaat van de Naam van de Heer Jezus: zieken worden er gezond door, duivelen worden in die Naam uitgeworpen, bozen wordt het zwijgen opgelegd door die Naam. Het is ook heerlijk om in die Naam het evangelie te prediken, de waarheid uit te leggen, rondom het Woord te vergaderen.

Het heerlijkste is wel dat wij in de Naam van de Heer Jezus tot God mogen naderen in het gebed. ‘En alles wat u bidden zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt wordt’ (Joh. 14:13). ‘Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, zult u bidden alles wat u wilt, en het zal u gebeuren’ (Joh. 15:7). ‘Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam [dat is overeenkomstig met Zijn wil], dat zal Hij u geven’ (Joh. 16:23).

We zien dat dit bidden in de Naam van de Heer Jezus iets bijzonders is. Zonder die Naam kunnen wij niet voor God komen. Wij moeten erop bouwen, erop vertrouwen. En God komt, door die Naam alleen, tot ons. Geen woord, geen werk, geen gebed, geen dankzegging kan God aangenaam zijn als die niet in verbinding met de Naam van de Heer Jezus tot Hem gebracht wordt. Kaïns offer werd door God verworpen, dat van Abel daarentegen aangenomen omdat Kaïn in zijn eigen waarde kwam en Abel met een God welgevallig offer.

Maar het bidden in de Naam van de Heer Jezus heeft nog een bijzonder karakter, omdat de verhoring van het gebed er onafscheidelijk aan verbonden is. De apostel Johannes, die ons bovenstaande belofte heeft meegedeeld, verklaart ons in zijn eerste Brief de betekenis ervan. Hij zegt: ‘En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat Hij ons hoort, als wij iets bidden naar Zijn wil. En als wij weten dat Hij ons hoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij de beden hebben, die wij van Hem hebben gebeden’ (1 Joh. 5:14-15).

Het bidden ‘in Zijn Naam’ is dus bidden naar Zijn wil. Blijven wij in de Heer Jezus en blijven Zijn woorden in ons, dan kennen wij de gedachten en de wil van de Heer Jezus en dan bidden wij in Zijn Naam. Er zijn dingen waarover we niet weten wat we bidden zullen en we stamelen dan: ‘Uw wil geschiede’! Maar er zijn ook dingen waarvan we de wil van de Heer weten en dan bidden wij, wetende dat wij de beden hebben, wetende dat Hij ons verhoort en dat gebeuren zal wat wij vragen, want wij vragen ‘namens Hem’, op Zijn gezag.

Onuitsprekelijk voorrecht! In de Naam van Gods geliefde Zoon gaan wij tot de Vader. Hoe zouden wij dan kunnen worden afgewezen met ons verzoek dat wij in de Naam van de Zoon doen? Wij weten daarom dat wij de beden verkrijgen die wij van Hem gebeden hebben!

‘In Mijn Naam’. Wie het bijzondere karakter dat deze woorden hebben in de laatste rede van de Heer Jezus tot Zijn discipelen, heeft leren verstaan, die zal gelovig, niet twijfelende, de verhoring van zijn gebeden in de Naam van de Heer Jezus van de Vader verwachten, omdat hij weet dat ze in overeenstemming zijn met Zijn wil. En die zal in betrekking tot zoveel waarover hij de wil of gedachte van God niet kent, óók in de Naam van de Heer Jezus tot God naderen. Dan worden die woorden echter niet genomen in de zin van ‘in de Naam van de Heer Jezus’ maar in het algemeen, als grondslag om tot God te mogen naderen, omdat zonder die Naam niets mag worden gedaan in woord of werk, omdat zonder die Naam niemand voor God kan bestaan of verschijnen. In afhankelijkheid zal hij dan zijn begeerten bekendmaken bij God, om te rusten in Gods wijze beschikking.

‘In Mijn Naam’. Ja, het is in de Naam van de Heer Jezus dat wij tot God mogen naderen door het geloof, met onze aanbidding en ons gebed. Het is in de Naam van de Heer Jezus dat wonderkrachten worden verricht tegenover de boze en tegenover de gevolgen van de zonde. Voor de Naam van de Heer Jezus wijkt zelfs de satan opzij! Laten we dan die Naam hartelijk liefhebben en alles doen in de heerlijke Naam van de Heer Jezus!

                   B.d.H., schrijver onbekend.