Hoe krijg je een roeping voor het zendingswerk

Misschien zou een antwoord op deze vraag verdeeld kunnen worden in de volgende drie onderwerpen:

1. Men begint erover na te denken.

2. Men gaat zich er meer mee bezighouden.

3. Men komt tot een bepaalde overtuiging.

1. Men begint erover na te denken

Het is wel zeker dat er in het hart van iemand die werkelijk uit de Geest geboren is en de wonderbare genade van God door zijn behoudenis ervaren heeft, een verterende liefde en bezorgdheid voor anderen is en de wens dat ze dezelfde heerlijke ervaring zullen meemaken. Dit is ongetwijfeld een verlangen dat door de Geest van God gewerkt is. De liefde van Christus woont in de mate dat dit verlangen aanwezig is, in het hart van degene die Hij voor zendingswerk bestemd heeft. ‘Zoals U Mij gezonden hebt in de wereld, zo heb ook Ik hen in de wereld gezonden’ (Joh. 17:18). ‘Jezus dan zei nogmaals tot hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’ (Joh. 20:21). ‘Ga dan heen, maak alle volken tot discipelen en doop hen tot de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’ (Matth. 28:19). Deze Schriftplaatsen oefenen een steeds grotere en onweerstaanbare drang op de ziel uit.

2. Men gaat zich er meer mee bezighouden

Als de roeping groter wordt, worden het leven en de gewoonten van zo iemand gekenmerkt door liefde voor het evangelie. Hij getuigt trouw in zijn eigen vergadering en in de omgeving. Hij krijgt een wijder gezichtsveld en een grotere belangstelling voor de overzeese gebieden, vooral voor die streken die het evangelie nog niet gehoord hebben. Terwijl hij zo het verlorene zoekt en vraagt wat het werkterrein van God voor hem is, legt hij zijn leven en zijn wensen als het ware als een onbeschreven vel papier voor de Heere neer en vraagt hij of de Heilige Geest het zendingsveld erop wil schrijven dat God voor hem bestemd heeft, wat dat ook mag zijn. Hierbij moet er onvoorwaardelijke onderwerping aan de wil van God zijn.

3. Men komt tot een bepaalde overtuiging

Men bereikt nu het stadium waarin men er volkomen zeker van is dat het Gods wil is om in het zendingswerk te gaan en wel naar een bepaald gebied. Deze overtuiging wordt allereerst misschien gedeeld door afzonderlijke, geestelijk gezinde broeders die er volledig voor open staan. De verdere stap is dat deze zaak aan de plaatselijke vergadering wordt voorgelegd. Terwijl de vergadering beseft dat ze de aanwezigheid, de gemeenschap en de dienst van deze geliefde broeder of zuster in hun midden in grote mate zullen missen, zullen ze na gebed en overleg in een geest van onzelfzuchtigheid hem voor de dienst van de Heere in het vreemde land aanbevelen.

Zo gaat hij uit in de vaste overtuiging dat de Heere hem geleid en geroepen heeft tot deze dienst. Hij ziet op tot de Heere van de oogst voor al zijn behoeften, terwijl hij verzekerd is van de liefde, de gebeden en de gemeenschap van de broeders in zijn eigen land. Hij verblijdt zich in deze uiteindelijke bevestiging van het zijn in de weg van de Heere door het welkom dat hij ontvangt in het land dat God hem heeft aangewezen. Dan gaat hij ermee beginnen de vele deuren binnen te gaan die openstaan voor het werk van het geloof en de arbeid van de liefde die hij doet voor de Heere Jezus Christus en voor kostbare, onsterfelijke zielen.

Ruim 40 jaar geleden geschreven door br. B.G. Morris in Nieuw-Zeeland