Het offer van de jonge koe

Wanneer in het land, dat de Heere, uw God, u geven zal, om dat te erven, een verslagene zal gevonden worden, liggende in het veld, terwijl het niet bekend is, wie hem geslagen heeft…
(Deuteronomium 21:1 SV)

De oudsten van die stad moeten de jonge koe brengen naar een dal waar altijd water stroomt, waar niet gewerkt of gezaaid is. Daar in het dal moeten zij de jonge koe de nek breken.
(Deuteronomium 21:4)

Er was een geslagen persoon gevonden in een veld in het Land. Jesaja 53:4 gebruikt dit werkwoord voor de Messias, die geslagen was – door kruisiging ter dood gebracht. Deze wrede executiemethode was in de tijd van Mozes nog niet bekend. De Geest van God, die Mozes inspireerde, wist van tevoren dat de Romeinen deze methode zouden gebruiken voor executies. Toen de Joden Christus overgaven aan Pilatus met de eis dat Hij gekruisigd zou worden, deden zij dit nadat zij geprobeerd hadden Hem te stenigen, maar God had dat niet toegelaten.

Toen de Romeinen de Joden het gezag ontnomen hadden om mensen ter dood te brengen, huilden veel Joden voor de tempel, en zeiden dat de scepter van Juda was weggenomen terwijl Silo nog niet gekomen was. Zij verwezen naar de profetie van Jakob (Gen. 49:10), zonder te beseffen dat de Messias gekomen was – Silo is een van Zijn namen, en die betekent ‘rechthebber’. Hij leefde onder hen, maar zij verwierpen Hem. God had dit voorzien en liet de Romeinen toe het eerste deel van die profetie te vervullen, namelijk dat de scepter zou wijken van Juda. Het tweede deel – ‘en Hem zullen de volken gehoorzamen’ – zal vervuld worden tijdens Zijn vrederijk.

Ten de Heer Jezus aan dat afschuwelijke kruis hing, bad Hij: ‘Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Luk. 23:34). Verbind dit met de woorden uit onze dagtekst: ‘terwijl het niet bekend is, wie hem geslagen heeft’. Op grond van Christus’ gebed werd er genade betoond aan hen die zich schuldig hadden gemaakt aan moord – waarvoor geen offer gebracht kon worden – en werden zij schuldig gerekend aan doodslag, en in de vrijstad toegelaten.

De Schrift vermeldt veel aspecten van het lijden en sterven van de Heer. Het hoofdstuk over de jonge koe als offer voor de geslagene verwijst ook naar een lichaam dat aan een paal gehangen is, door God vervloekt (Deut. 21:23). Beide verwijzen naar het offer van Christus. En als gevolg daarvan zouden wij gezegend worden (Gal. 3:13).

Er was een geslagen lichaam gevonden in het veld, maar het was niet bekend wie deze dood veroorzaakt had. De oudsten van de stad die er het dichtst bij lag, moesten zorgen voor een jonge koe met specifieke kenmerken. (Deze jonge koe is niet dezelfde als de rode koe in de woestijn, die gebracht werd als zondoffer en waarvan de as gebruikt werd voor het reinigingswater.) De grondbetekenis van deze jonge koe in het veld is ‘voortgaan’. Beide koeien symboliseren verschillende aspecten van onze Heer en Zijn werk.

De jonge koe had geen juk gedragen, wat een illustratie is van het leven van onze Heer, dat niet beheerst werd door eigen inspanning, menselijke druk of zonde. De priesters zorgden ervoor dat alles werd gedaan in overeenstemming met Gods gedachten. De oudsten vertegenwoordigen de verantwoordelijkheid van het volk en voeren de handelingen uit die beschreven staan in vers 4 en 6-8. Toen de Heer Jezus kwam, bevond Hij Zich te midden van een verdorven geslacht, maar Zijn leven was als de waterstroom van vers 4, waar niet gewerkt of gezaaid hoefde te worden: Hij was volmaakt. Het dal, een laaggelegen plaats, werd vruchtbaar door Zijn aanwezigheid, en de uitnemende kenmerken van de jonge koe illustreren de volmaaktheden van onze Heer. Toch werd de nek van de koe gebroken! Zelfs al was er in geen enkel opzicht sprake van eigenzinnigheid bij de Heer, toch werd Zijn ‘nek gebroken’ toen Hij Zich overgaf om gekruisigd te worden.

Hij werd de Plaatsvervanger, terwijl wij Hem in vers 1 als onschuldig en toch geslagen zien. De verklaring in vers 7 herinnert ons aan de belijdenis in Jesaja 53, waar meer details vermeld worden. Het bloed van de jonge koe wordt een bedekking voor het volk dat zijn onschuld bepleit.

Hoewel Israël bij de kruisiging van Christus zei: ‘Zijn bloed kome over ons’, zullen zij vergeving ontvangen (Deut. 21:9). Spoedig zal Israël de Rechtvaardige zien die doorstoken was, en genezen worden door Zijn striemen.

A.E. Bouter