Geloofsafval? Van de genade vervallen?

De uitdrukking ‘Gij zijt van de genade vervallen’ (Galaten 5:4), die alleen voorkomt op deze éne plaats in het Nieuwe Testament, wordt soms als een bewijs aangehaald dat een ware Christen toch weer verloren kan gaan. Maar dit vers zegt helemaal niet dat een gelovige door het verlangen naar bepaalde zonden zijn eeuwige behoudenis weer kan verliezen. Van de genade vervallen betekent: weggaan uit het domein van Gods genade om terug te keren onder het gezag van de wet (vergelijk Romeinen 5:2, 1 Petrus 5:12). Wie net zoals de gelovigen in Galatië de wet van de Sinaï en het observeren van de wettelijke voorschriften kiest als richtsnoer voor zijn geloofsleven, verlaat de genade als basis van zijn relatie met God. Daardoor is hij ‘van de genade vervallen’. Zo iemand valt geestelijk gezien van het verheven niveau van genade naar het aardse niveau van menselijke religie en verplichtingen.

Ook hier zien we opnieuw hoe belangrijk het is om goed te letten op de context als we Bijbelteksten en uitdrukkingen goed willen begrijpen. De gelovigen in Galatië liepen een levensgroot gevaar zich aan de Joodse wet te willen onderwerpen, nadat ze eerst door het geloof in Christus’ volbrachte werk waren gered. De apostel waarschuwt hen heel ernstig. Maar het heeft in zekere zin heel weinig succes gehad, want het overgrote deel van de Christenheid beschouwt tot op vandaag het houden van de tien geboden als het grote ideaal voor het geloofsleven!

De afval (2 Thessalonika 2:3; 1 Timotheüs 4:1)

In 2 Thessalonika 2:3-4 zegt de apostel Paulus dat eerst de afval moet komen ‘en de mens van de zonde geopenbaard is, de zoon van het verderf, die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij gaat zitten in de tempel van God en zichzelf vertoont, dat hij God is’. Waarom gaat het in deze verzen, die in eerste instantie nogal moeilijk lijken? We worden hier verplaatst in de toekomstige tijd na de opname van de Gemeente. De gelovigen in Thessalonika waren door verkeerde berichten en leringen in verwarring gebracht. Sommige mensen hadden hun gezegd dat de moeilijkheden die ze doormaakten, een teken waren van het feit dat de vreselijke ‘dag van de Heer’ al was aangebroken (zie Joël 1:15). Dat weerlegt de apostel in dit gedeelte.

Hij herinnert de Thessalonikers eraan dat de eerstvolgende gebeurtenis die zij (en ook wij!) mochten verwachten, de komst van de Heer Jezus was om Zijn Gemeente op te nemen in heerlijkheid. Dat is de ‘komst van onze Heer Jezus Christus en onze vereniging met Hem’ (zie vers 1). Er hoeft geen enkele profetische aankondiging meer in vervulling te gaan, voordat de Gemeente wordt opgenomen. De Heer heeft gezegd: ‘Zie, Ik kom spoedig!‘(Openbaring 22:20). De dag van de Heer begint met de openlijke verschijning van Christus in macht en grote heerlijkheid, wanneer Hij het oordeel zal uitoefenen en Zijn duizendjarige heerschappij begint. Die dag van de Heer vindt dus pas plaats, nadat de Gemeente is opgenomen; zij zal vooraf plotseling worden weggerukt van de aarde om bij de Heer te zijn (1 Thessalonika 4).

Wanneer alle ware gelovigen door de Heer zijn weggehaald van de aarde en ingevoerd in het Vaderhuis, zal allereerst de ‘afval’ komen. De naamchristenheid die achterblijft wanneer alle ware Christenen (de ware Kerk of Gemeente) zijn opgenomen van de aarde, zal zich helemaal afkeren van de leringen van de Bijbel en van God. Elke spoor van het Christendom zal (vooral in Europa, het gebied van het toekomstige Romeinse rijk) worden uitgewist. Dát is de hier genoemde ‘afval’. Het gaat hier dus helemaal niet om gelovigen die afvallen van hun geloof, maar om ongelovigen die alleen maar een vorm van godsvrucht hadden, maar nooit wedergeboren zijn. Bij de Joden zal het vergelijkbaar zijn, want uit hun midden zal de mens van de zonde opstaan, de zoon van het verderf, die ook de antichrist genoemd wordt. Hij zal zichzelf als God laten vereren en volgens Openbaring 13:11-17 een intiem verbond aangaan met het hoofd van het Romeinse rijk.

Veel meer over dit interessante onderwerp kunt u lezen in ‘De toekomst’, H.L. Heijkoop
‘Zie, Ik kom spoedig’, E.C. Hadley
‘De toekomst van onze Heer Jezus Christus’, H.C. Voorhoeve
en diverse andere titels. Vraag ernaar bij de uitgever.

De afval die in 1 Timotheüs 4:1 wordt genoemd, vindt echter al daarvoor plaats. Daar gaat het niet om een algemene afval van de naamchristenheid, maar het gaat slechts om ‘enkelen’. Maar ook zij zijn geen kinderen van God die hun persoonlijke geloof laten varen, maar mensen die ‘van het geloof afvallen’, dat wil zeggen: ze keren zich helemaal af van de Christelijke geloofswaarheid. Daarop gaan we in de volgende paragraaf verder in.

Schipbreuk lijden, afvallen, afdwalen (1 Timotheüs 1:19; 4:1; 6:21)

Diverse uitdrukkingen in de eerste Brief aan Timotheüs worden vaak misbruikt als bewijzen voor de mogelijkheid van geloofsafval bij gelovigen. In hoofdstuk 1:19 is er sprake van het goede geweten: ‘Sommigen hebben dit van zich gestoten, waardoor zij aangaande het geloof schipbreuk hebben geleden’. In hoofdstuk 4:1 staat er dat ‘in de laatste tijden sommigen van het geloof zullen afvallen door zich af te geven met verleidende geesten en leringen van boze geesten’. En in hoofdstuk 6:21 stelt de apostel vast dat ‘sommigen (…) van het geloof zijn afgedwaald’. Hier komt het er helemaal op aan wat met het woordje ‘geloof’ bedoeld wordt. We moeten daarbij verschil maken tussen twee hoofdbetekenissen die in het Nieuwe Testament voorkomen. Het geloof is ten eerste de persoonlijke geloofsovertuiging, het persoonlijke vertrouwen op God. Voorbeelden daarvan vinden we heel bijzonder in Hebreeën 11. Daar worden de geloofshelden van het Oude Testament steeds beschreven met gebruikmaking van de uitdrukking ‘door het geloof’. Ten tweede is het geloof dat wat we geloven, de inhoud van de Christelijke leer, het Christelijke geloofsgoed. In het Grieks staat er in deze gevallen meestal een lidwoord voor (dus ‘het geloof’). Kijk maar in Judas, vers 20: ‘(…) terwijl gij uzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof’. Meestal is dat in het Nederlands nauwelijks herkenbaar (vergelijk ook Judas :3, Galaten 1:23, Kolosse 2:7).

In de drie geciteerde gedeelten uit de eerste Brief aan Timotheüs gaat het steeds om de tweede betekenis: de Christelijke geloofswaarheid. De mensen over wie Paulus spreekt, hebben niet hun persoonlijke geloof of geloofsvertrouwen over boord geworpen, maar de Christelijke waarheid deels of helemaal verworpen. Of zulke mensen gered of verloren zijn, is een heel andere vraag. ‘Schipbreuk lijden’ is niet hetzelfde als verloren gaan. Het is het zichtbare resultaat van een levensreis zonder het juiste kompas. Iets soortgelijks vinden we in de uitdrukking ‘afdwalen van het geloof’. Ook hierbij gaat het om een tekortschieten in de praktische verantwoordelijkheid. Daarbij blijft de vraag open of zo iemand wel of niet gered is. Niet de redding, maar de levenswandel is hier het thema. Verantwoordelijkheid en genade worden in Gods Woord nooit vermengd, zoals wij het helaas wel vaak tot onze eigen schade doen.

‘Afvallen van het geloof’ betekent echter dat de hele Christelijke waarheid wordt opgegeven, ze wordt verworpen. Er zijn mensen die het Christendom als een soort filosofie of ideologie hebben aangenomen zonder dan hun geweten in Gods licht is gekomen. Ze hebben volgens hun mondelinge belijdenis en levenswandel een tijdlang de Christelijke waarheid uiterlijk vastgehouden, maar zonder berouw te hebben, zonder zich te bekeren en zonder het verlossingswerk van Christus in geloof aan te nemen. Op een dag keren ze zich weer van de Christelijke waarheid af en loochenen alles. Ze waren nooit opnieuw geboren kinderen van God, ‘want als zij van ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn; maar in hen moest openbaar worden, dat zij geen van allen van ons zijn’. Zo beoordeelt de apostel Johannes mensen die hij ‘antichristen’ noemt (1 Johannes 2:19). Ook in dit geval gaat het dus om ongelovigen die het Christendom hebben beleden, maar zich daarna van de Christelijke geloofswaarheid afkeren. Het gaat beslist niet over gelovigen.

Arend Remmers