Geen einde

Alles op aarde heeft een einde. Het jaar dat nu bijna voorbij is, spreekt er weer zo duidelijk van. Alles wat we in de schepping zien, veroudert en vergaat; het ene jaar na het andere neemt een einde; op het kerkhof wordt het einde van alle mensen gezien. En het is zoals de Prediker het uitdrukt: ‘De levende moet het ter harte nemen’ (Pred. 7:2).

Nu is het echter een grote troost eraan herinnerd te worden ‘dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is’ (Klaagl. 3:22). Al moeten wij erkennen het oordeel verdiend te hebben als wij met schuldgevoel gelovig en vertrouwend tot God naderen, wij hoeven de hoop niet te laten varen. ‘Dit zal ik ter harte nemen,’ zegt de man die ellende heeft gezien door de toorn van God, ‘daarom zal ik hopen: Het is de goedertierenheid van de HEERE dat wij niet omgekomen zijn; … daarom zal ik op Hem hopen’ (Klaagl. 3:21-24).

Welk een rijkdom van goedheid is er bij God! Zijn trouw is groot! Zijn ontfermingen zijn elke morgen nieuw! Habakuk kon bidden: ‘Denk in Uw toorn aan ontferming!’ (Hab. 3:2). Aan vele dingen, aan het leven van velen hebben wij een einde zien komen. In de dagen van Noach is het einde van alle vlees gekomen en zo’n einde – dán het einde van álle dingen – is in de nabije toekomst te verwachten. Maar heerlijk is het eraan te denken dat ondanks alles Gods gunst oneindig is, de barmhartigheden van de Heer eindeloos zijn.

Wie kan de opzoekende liefde van de goede Herder begrenzen? Gaan niet de woorden van het evangelie tot de einden van de wereld? En heeft Gods opzoekende liefde ooit een einde, zo lang er mensen zijn die gered kunnen worden? Iedereen van ons denkt er bij het einde van het jaar aan dat het nu nog de genadetijd is, waarin Gods oneindige liefde redding om niet aanbiedt, opdat áls we ons nog niet door de grote Zoeker hebben laten vinden, we vóór het einde van het jaar nog het eeuwige leven ontvangen door het geloof in de Heer Jezus Christus.

Is er ooit een einde aan de liefde van de Heer Jezus voor de Zijnen? Hij was zo goed om op deze aarde te komen. Zijn liefde was sterker dan de dood, ja, oneindig groot. En we lezen in het Evangelie van Johannes dat de Heer Jezus, vóórdat Hij deze aarde verliet, ‘wist dat Zijn uur gekomen was dat Hij uit deze wereld zou overgaan tot de Vader, [en] de Zijnen die in de wereld waren, had liefgehad, hen liefgehad tot het einde’ (Joh. 13:1). In de Brief aan de Hebreeën wordt ons gezegd dat Jezus Christus een onveranderlijke Priesterschap heeft en de biddende Hogepriester is voor Zijn volk, waarom Hij ook volkomen, dit is ‘tot het einde’, kan behouden wie door Hem tot God naderen (Hebr. 7:24-25).

De liefde van de Heiland strekt zich uit over alle tijden, tot aan de einden van de wereld. De Heer Jezus draagt de voorwerpen van die liefde op Zijn schouders en op Zijn hart. Hij leeft om voor hen te bidden. En ten slotte: heeft Hij, aan Wie alle macht gegeven is in hemel en op aarde, niet vóór Zijn hemelvaart tot Zijn discipelen de bemoedigende woorden gesproken: ‘En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw’ (Matth. 28:20)? Al komt dus aan de wereld, aan elke eeuw, aan elke bedeling een einde, aan de liefde en zorg van de Heer nooit!

Wij, eindige mensen, kunnen ons het oneindige zo moeilijk voorstellen. Maar laat het ons door de beloften van God duidelijk mogen worden, want door het geloof verstaan wij dingen die met het verstand niet kunnen worden doorgrond. Salomo heeft het eens in een openbaar gebed uitgesproken: ‘Niet één woord is onvervuld gebleven van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft’ (1 Kon. 8:56). Dit kunnen ook wij getuigen. Daarop mogen ook wij rekenen. Wát er ook gebeurt, hóe het ook loopt: aan de barmhartigheden van de Heer, die over ons al zo vele zijn geweest, zal geen einde zijn!

Oneindige liefde, hoe rijk maakt U toch!
U hebt ons lief, Heiland, wat wensen wij nog?

L.G.L. 64:4

J.N. Voorhoeve