Een vrijgemaakte Christen
Als we Paulus voor ogen hebben, vragen we ons af wat toch het geheim was van zijn werk en zijn dienst in het midden van de mensen. Bij het overdenken van zijn Brieven zullen wij daarop in meer dan één betekenis antwoord kunnen geven. Maar het belangrijkste van wat aan zijn dienst zo´n bijzondere kracht gaf, was het feit dat hij afgedaan had met wat bij de mens in het vlees hoort. Paulus was een vrijgemaakte Christen.
Je kunt de vrijmaking prediken en er duidelijk over spreken tegen anderen, zonder zelf vrijgemaakt te zijn. Want laten we er wel aan denken: om werkelijk vrijgemaakt te zijn, moet je niet alleen de vrijmaking kennen, maar ook van dag tot dag in het leven in praktijk brengen. Het zijn inderdaad twee heel verschillende dingen: uitleggen wat het wil zeggen met Christus gestorven te zijn of het praktisch te realiseren. De apostel deed het laatste in ieder opzicht. In zijn brieven spreekt hij over verschillende aspecten van de vrijmaking, die hij allemaal in praktijk had gebracht; namelijk de vrijmaking van de zonde, van de wet, van de werking van het vlees, van de wereld, van zichzelf … Het is van veel belang dat we allemaal voor onszelf de Bijbelgedeelten overdenken die hierop betrekking hebben.
Vrijgemaakt van de zonde
In Romeinen 6:18 lezen we dat we ´van de zonde vrijgemaakt´ zijn. We zijn met Christus één geworden in de gelijkheid van Zijn dood. Als wij dat door het geloof aannemen, is ´onze oude mens met Hem gekruisigd, opdat het lichaam van de zonde (de zonde als wortel van alle zonden in ons) te niet gedaan zou zijn, opdat wij niet meer de zonde dienen. Want wie gestorven is, is gerechtvaardigd (vrijgesproken) van de zonde. Als wij nu met Christus gestorven zijn, dan geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven´. Dat is de eerste kant van de vrijmaking. Onze oude mens is met Christus gekruisigd en daardoor is de heerschappij van de zonde over ons geëindigd. Niet dat we de zonde, het vlees, niet meer in ons zouden hebben; maar we zijn niet meer ´in het vlees´. Wij zijn bevrijd van de heerschappij ervan. Christus heeft niet alleen onze zonden gedragen, Hij heeft ook onze plaats ingenomen en is voor ons tot zonde gemaakt. Hij is ´voor de zonde´ of ten opzichte van de zonde gestorven, en leeft nu voor God. En allen die één geworden zijn met Christus, zijn ook voor de zonde gestorven en leven voor God. De apostel vermaant de gelovigen dan ook om zich voor de zonde dood te houden, opdat zij, als de zonde tot hen komt, daarmee op geen enkele manier een verbinding aangaan.
Vrijgemaakt van de wet
In Galaten 2:19 lezen we: ´Want ik ben door de wet aan de wet gestorven´. Dit is in overeenstemming met wat in Romeinen 7 gezegd wordt. Als gevolg van de zonde heeft de wet het oordeel van de dood over mij uitgesproken. Maar dit oordeel is aan Christus voltrokken, Die tot zonde gemaakt is. Want Hij is ´een vloek voor ons geworden´, om ons ´vrij te kopen van de vloek van de wet´ (Galaten 3:13 en 14). De wet die mij veroordeelde, heeft Christus ter dood veroordeeld toen Hij voor mij tot zonde gemaakt is. Op dát ogenblik, toen Christus stierf, had de wet over Hem geen zeggenschap meer, en door mijn sterven met Hem heeft de wet ook niets meer over mij te zeggen. Net zoals Hij ben ook ik nu aan de zonde gestorven, opdat ik voor God leef. Net zoals Hij ben ik aan de wet gestorven, opdat ik voor God leef.
Vrijgemaakt van het vlees en zijn begeerten
In Galaten 5:24 lezen we: ´Maar zij die van Christus zijn, hebben het vlees gekruisigd met de hartstochten en begeerten´. Hier is het kruisigen van het vlees een handeling van hen die ´van Christus zijn´. Het is bijna hetzelfde als ´Doodt dan uw leden…´ in Kolosse 3 vers 5. Het verschil is, dat wij hier in Galaten 5:24 te maken hebben met een afgedane handeling, die eens voor altijd is volbracht. Wie met Christus gestorven is, heeft de Heilige Geest als kracht van zijn nieuwe leven ontvangen. Het Woord van God beschouwt hem hier als iemand die deze kracht heeft gebruikt om het vlees te kruisigen en zich aan zijn heerschappij te onttrekken. Want het vlees wil heersen door de hartstochten, en door de begeerten die door de hartstochten worden opgewekt. Wij vinden hier dus in de kracht van de Geest van God de praktische verwerkelijking van de heerschappij over het vlees, dat al in de dood van Christus ten volle geoordeeld is.
Vrijgemaakt van de wereld
In Galaten 6:14 lezen wij: ´Van mij zij het verre te roemen dan alleen in het kruis van onze Heer Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld´. Hier hebben we weer een andere kant van de vrijmaking. De apostel was door het kruis vrijgemaakt van het hele systeem dat de zondige mens als het middelpunt heeft en waarvan satan de vorst is. De wereld met alles wat daarbij hoort, had de Heiland verworpen en gedood. Deze afschuwelijke daad was voor Paulus de oorzaak om de wereld voor geoordeeld, veroordeeld en gekruisigd te houden. Ook wanneer de wereld naar de apostel keek, zag ze hem als een gekruisigd mens, dood voor alles wat de wereld liefheeft, wil en najaagt. Een mens die door niets verleid kon worden op het terrein van de zonde om hem heen en te midden van een wereld die vervreemd was van God en vijandig tegenover Christus,. Deze wereld was voor hem het toneel waarvan geschreven staat: ´De hele wereld ligt in de boze´ (1 Johannes 5:19). Hoe weinig kennen wij deze zijde van de vrijmaking! Daarom herhaal ik dat de vrijmaking alleen maar een werkelijkheid is voor de ziel voor zover ze in praktijk wordt gebracht. Een gelovige die vastgehouden wordt in de banden van de politieke, kunstzinnige, wetenschappelijke en godsdienstige wereld, of van de wereld waarin men genieten wil van het leven, zal nooit een vrijgemaakte Christen zijn.
Met Christus gekruisigd
In Paulus zien wij dus iemand die volkomen vrij was van alle dingen waaraan hij vroeger onderworpen was. Hij had aan het kruis hun einde gezien, en daarom hadden zij elke aantrekkingskracht voor hem verloren. Al deze dingen hadden de doodsteek gekregen in het oordeel dat zijn Heiland getroffen had. Hij kon dan ook zeggen: ´Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij´ (Galaten 2:20). Hij was als het ware een nieuwe persoonlijkheid geworden, een nieuwe mens in wie Christus leefde en werkte. Het inwonende vlees had hij verwezen naar de enige plaats waar het hoorde: de dood aan het kruis. Het feit dat de mens zelf gekruisigd is, is voor Paulus zo´n werkelijkheid geworden, dat hij in zijn dienst in geen enkel opzicht de een of andere plaats aan de mens wil geven. In de Brief aan de Galaten komt dit al vanaf het eerste hoofdstuk tot uitdrukking. Zijn apostelschap is niet van mensen, en ook niet door een mens. Hij wil niet mensen behagen, en geen mensen tevreden stellen. Zijn evangelie is niet naar de mens, hij heeft het niet van een mens ontvangen. Zelfs als het gaat over de aanzienlijksten onder de apostelen, zegt hij: ´God neemt de persoon van de mens niet aan´.
Vrijgemaakt van het ´ik´
In 2 Korinthe 1:9 vinden we tenslotte de laatste zijde van de vrijmaking. Deze overtreft nog wat we zojuist gezegd hebben van het vrij zijn van de dingen van de wereld. God liet de apostel voelen dat hij ´in zichzelf het vonnis van de dood had´, opdat hij geen ´vertrouwen op zichzelf´ zou hebben, maar ´op God, Die de doden opwekt´. Het zou mogelijk zijn geweest, dat hij niet op het vlees, op de mens of op de wereld vertrouwde, maar toch een zeker vertrouwen in zichzelf had. Maar wanneer ´het vonnis van de dood´ niet alleen van buiten over hem uitgesproken werd, maar in hemzelf tot werkelijkheid was geworden, dan bleef alleen maar het vertrouwen op Hem over Die de doden opwekt.
Aan het slot van deze brief lezen we dat de apostel veertien jaar daarvoor, aan het begin van zijn loopbaan, een ervaring had opgedaan die tot hetzelfde resultaat had geleid. God had hem tot in de derde hemel weggevoerd. Daar had hij zulke wonderbare dingen gehoord, dat geen menselijke tong ze zou kunnen weergeven. Maar toen hij van deze hoogte weer was neergedaald, dreigde er voor hem een groot gevaar. Hij had hoogmoedig kunnen worden en vertrouwen kunnen stellen op zichzelf. Daarom zond God een engel van de satan om hem met vuisten te slaan. Nadat hij de Heer driemaal gebeden had, ontving Paulus het goddelijke antwoord: ´Mijn genade is u genoeg´.
Vele jaren na deze gedenkwaardige ervaring moet de apostel opnieuw ervaren dat het ´ik´ nog aanwezig is en zich graag wil laten gelden. Niets is zo listig als het ´ik´. Het is nodig het onafgebroken in bedwang te houden. Nu is het niet meer de engel van de satan die hem slaat. Het is het vonnis van de dood waaraan de apostel zich onderwerpt. Het praktische gevolg daarvan is, dat hij aan het eind van deze brief uitroept: ´Ik ben niets´ (2 Korinthe 12:11). Waar blijft het vertrouwen in zichzelf, wanneer iemand door satan geslagen wordt, of wanneer het vonnis van de dood aan iemand wordt voltrokken? Dan ben je zelf immers niets meer! Zou een praktisch verwerkelijken van de vrijmaking zo´n ervaring te boven kunnen gaan? Ik geloof van niet. Het gevolg is dat wanneer de apostel niets meer is, Christus alles voor hem is. Hij kan zeggen: ´Te leven is voor mij Christus´. En als het gaat om zijn dienst, is Christus daarvan het enige voorwerp. Hij alleen heeft de plaats ingenomen van al het andere, in het hart, in de gedachten en in het werk van Paulus. Als het over zijn omstandigheden gaat, kan hij zeggen: ´Zoals het lijden van Christus aan ons overvloedig is´ (2 Korinthe 1:5). Zijn lijden is niet meer het lijden van Paulus. Op zijn weg, die wij een weg van de liefde kunnen noemen, vervult hij het lijden van Christus. Dat gebeurt opdat hij anderen de vertroostingen zou kunnen brengen die de vrucht van zijn lijden zijn. Door genade van God kan hij van zichzelf spreken als van ´een mens in Christus´ (2 Korinthe 12:2). Dat was het verheven praktische resultaat van de vrijmaking van de apostel.
De beloften van God
Wat nu de dienst betreft, was het gevolg van deze vrijmaking dat zijn prediking Christus en niets anders tot onderwerp had. Er was misschien voor de Korinthiërs aanleiding geweest om op te merken dat Paulus onzeker was in zijn voornemens. Maar in Christus is er geen onzekerheid, ´want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja en in Hem het amen, tot heerlijkheid van God door ons´ (2 Korinthe 1:20). Alle beloften vinden hun vervulling in Hem. In Galaten 3:14 is de Heilige Geest één van die beloften. Op grond van de aanneming van Christus en Zijn verhoging aan de rechterhand van God, is de belofte van de Heilige Geest nu ons deel geworden. In Titus 1:2 wordt ons hetzelfde gezegd met betrekking tot het eeuwige leven. Maar er zijn nog andere beloften: de heerlijkheid, de gerechtigheid, de vergeving, de erfenis. En ze zijn alle ja en amen in Hem. De apostel voegt er aan toe: ´… tot heerlijkheid van God door ons´. Waarom dit door ons? Omdat God ons op zó’n onlosmakelijke wijze met Christus verbonden heeft, dat alles wat Hem toebehoort, ook ons deel is. De heerlijkheid van God is door Christus. Dat wil zeggen: die heerlijkheid komt door Hem tot uitdrukking; God wordt door Hem verheerlijkt. Maar aangezien Christus’ heerlijkheid ook onze heerlijkheid is, is de heerlijkheid van God ook door ons. De erfenis behoort Christus toe. Maar het is ook onze erfenis. Het leven is in Christus, maar dit leven is ons deel. Als God dus door Christus wordt verheerlijkt, wordt Hij het ook door ons.
Verder zegt de apostel nog: ´Hij nu Die ons met u bevestigt in Christus en die ons gezalfd heeft, is God, die ons ook verzegeld en de Geest als onderpand in onze harten gegeven heeft´ (2 Korinthe 1:21). Dat is dus wat de gelovige kenmerkt: hij is vast met Christus verbonden. Hij is gezalfd met de Geest, zoals de Heer Jezus dat geweest is. Maar met dit grote verschil dat Hij, de Heer, werd gezalfd om Zijn volmaaktheid als Mens, en wij op grond van het werk dat Hij voor ons volbracht heeft. De gelovige is verzegeld met de Heilige Geest, en daardoor heeft hij het bewustzijn en de volledige kennis van zijn innige relatie tot God ontvangen. Een betrekking waarvan de Heer Jezus Zelf als Mens op aarde op een volmaakte manier genoten heeft. Tenslotte is de Heilige Geest ook ´het onderpand van onze erfenis´. Wij staan op het punt onze hemelse erfenis te aanvaarden, waarvan wij nu al de voorsmaak en de zekerheid hebben ontvangen. Hij, de Heer, is al vóór ons daar binnengegaan, terwijl wij tot nu toe alleen maar het onderpand daarvan bezitten. Maar ook Hij wacht nog op het ogenblik, dat Hij Zijn aardse erfenis kan aanvaarden, een erfenis die wij met Hem zullen delen.
Dit waren de dingen die Paulus verkondigde. Hij ´predikte de Zoon van God, Jezus Christus´. Hij maakt de Korinthiërs de waarde van Zijn Persoon en van Zijn werk bekend. En Zijn waarde is oneindig groot voor God. Maar hopelijk ook voor ons. Hij verklaarde dat de gelovigen buiten Christus niets hebben, en hij zelf verlangde niets anders dan ´in Christus bevonden te worden´, en alleen de gerechtigheid te bezitten die uit God is. Hij koesterde maar één wens: Hem te kennen op zijn reis door deze wereld en daarbij Zijn beeld te weerkaatsen. Hij kende maar één hartewens: bij Hem te komen in de heerlijkheid. God geve ons dat wij hetzelfde kunnen zeggen als de apostel. En dat wij onze vrijmaking in de praktijk van het leven tot een levende werkelijkheid mogen maken, opdat wij in deze wereld ware getuigen van Christus zijn!
H. Rossier