‘Doe het werk van een evangelist’

Hoe dankbaar mogen wij als kinderen van God zijn, dat onze Heer Jezus Christus ons uit deze tegenwoordige, boze eeuw getrokken heeft, dat God ons uit de duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht, en dat de Vader ons heeft overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.

Hoe dankbaar mogen we zijn dat wij, die vroeger kinderen van de toorn waren, nu door genade kinderen van God geworden zijn, bestemd om eeuwig te wonen bij de Vader en bij de Zoon, in het Huis van de Vader, en dat alles door het geloof in de Heer Jezus.

Hoe dankbaar mogen we zijn dat we nu temidden van een krom en verdraaid geslacht mogen schijnen als hemellichten, terwijl we het Woord van het leven vertonen. Wat een voorrecht om het getuigenis voor de Naam van de Heer Jezus zowel gemeenschappelijk alsook persoonlijk te mogen afleggen.

Als het hart van ons als gelovigen echter gevuld is met mensenvrees, valt het ons erg moeilijk om een persoonlijk getuigenis voor de Naam van de Heer Jezus af te leggen. We willen dan wel ‘getuigen’ in een grote massa, maar liever niet persoonlijk. We nemen graag in een grote stad – liefst wat verder weg – deel aan een massabijeenkomst, maar in onze eigen buurt, in ons dorp of stadsdeel het Evangelie verspreiden…? Nee, dat is wel érg persoonlijk, dan krijg je zo’n “naam”, dat kan zo “fanatiek” overkomen…

Dit soort argumenten, voortkomend uit lauw geworden harten van halfslachtige ‘Obadja-Christenen’ (zie 1 Kon. 18:7-14), zijn al langer bekend. En er is maar één remedie tegen: onze harten moeten weer gaan branden voor de Heer Jezus. Alleen wanneer we ons met Hem bezighouden, zal Zijn liefde ons ook uitdrijven tot het verlorene, opdat de mensen zich door de werking van Gods Geest bekeren van hun boze wegen en behouden worden. Want de liefde van Christus dringt ons’.

Helaas zijn er de laatste jaren twee nieuwe leugens van de satan te horen. De eerste is deze: als je meedoet met de wereld en je niet teveel van hen onderscheidt, interesseren ze zich veel sneller voor het Evangelie. Je moet ervoor zorgen dat je uiterlijk niet teveel opvalt, dat je ‘bij de tijd’ blijft, dat je kunt meepraten over de ‘normale’ gespreksonderwerpen, dat je ‘meedoet’ … Zo vertelde een gelovige dat hij onlangs samen met de buurt een levensgrote mannenpop bij de buurman in de tuin had neergezet, omdat die buurman vijftig jaar was geworden. Hij zei: ‘Vroeger deden we dat soort dingen niet, maar dan vinden de mensen je zo vreemd, dat ze niet meer luisteren naar je boodschap’.

Gelooft u werkelijk dat de Heer Jezus (Die daardoor bovendien nog wordt gelasterd – Joh. 8:56-59) Zijn zegen kan verbinden aan zo’n samengaan van gelovigen met ongelovigen? Satan wil niets liever dan dat de gelovigen hun afzondering van de wereld prijsgeven en zich met de ongelovigen verenigen en vermengen.

Nee, dit is een tweevoudige leugen: naar onszelf toe, want het is de leugen die Lot volgde – en hij verloor zijn getuigenis, zijn geluk, al zijn bezittingen én tenslotte zijn vrouw; en het is een leugen naar de ongelovigen toe, want we doen met hen mee in plaats van verloren zondaren van hun weg af te manen en tegen te houden, terwijl ze zich bevinden op de rand van het eeuwig verderf!

‘Red hen die de dood tegemoet worden gesleept, en houd hen tegen die een vreselijke dood tegemoet wankelen. “Wanneer gij zegt: ‘Zie, we weten dat niet’, zal Hij Die de harten weegt, dat niet merken? En Hij Die uw ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal de mens vergelden naar zijn werk’ (Spr. 24:11-12; vertaling J.N.D.).

In deze plechtige vragen schijnt een zinspeling gemaakt te worden op een methode van rechtspraak die vroeger in Syrië en Palestina bestond. Wanneer vroeger een misdadiger naar de plaats van oordeel geleid werd, ging de omroeper voorop, die de misdaad bekend maakte waarvan deze man beschuldigd werd, en iedereen die iets ten gunste van de beschuldigde kon meedelen, opriep naar voren te komen. In dat geval werd hij weer teruggeleid naar de rechtbank, en werd de zaak opnieuw in behandeling genomen.

Wanneer wij de kennis bezitten die – wanneer ze bekend werd gemaakt – een veroordeelde zou kunnen redden, en tóch zelfzuchtig of gemakzuchtig die bekendmaking achterwege houden, en daardoor dus mede de oorzaak zijn van de veroordeling van deze persoon, dan zou dat gelijkstaan met het vervallen in de zonde van Kaïn: “Ben ik mijns broeders hoeder?” De Grote Rechter van allen, Die de harten doorgrondt, zou de stille Getuige zijn tegen iemand die zo handelde.

Wat moet men zeggen van Christenen die weten dat dagelijks miljoenen van hun medemensen het eeuwig verderf tegemoet gaan, en die toch niet de moeite nemen om Gods boodschap van heil en verlossing voor schuldige zondaren door Jezus Christus bekend te maken?!

De kreet van hen die op het punt staan van verloren te gaan, klinkt dag en nacht in onze oren, terwijl zij wachten op iemand die hen kan redden. Laten wij dan niet zeggen: “Wij wisten het niet”. Nee, laten we integendeel opstaan, onze verantwoordelijkheid gevoelen, en op allerlei wijze, mondeling en schriftelijk, helpen om het Woord van het leven te verspreiden. “Red de zielen!” (Jesaja 62:6; Ezechiël 33:1-12).

De tweede leugen is deze: persoonlijk getuigen van de Heer Jezus past niet in deze tijd; men zegt dan: ‘Van massa-evangelisatie gaat een veel krachtiger getuigenis uit, moderne media spreken de mensen veel meer aan’. Achter deze redenering schuilt niemand anders dan de grote tegenstander van God!

Twintig jaar geleden werden er in ons land jaarlijks nog honderdduizenden evangelisatietraktaten en brochures verspreid. Het lukte de tegenstander in die tijd niet om dit werk stil te leggen. Toen heeft hij deze leugen verspreid – en velen zijn erin gaan geloven. Zo is dit getuigenis van het Evangelie in de buurt, in dorpen en stadsdelen opgehouden … En terwijl veel Christenen in deze leugen geloven, krijgen we elke week meer folders van commerciële firma’s in de bus -juist in ons moderne tijdperk…!

Gods Woord is echter duidelijk: ‘Als Ik tot de goddeloze zeg: “O goddeloze, gij zult de dood sterven!”, en gij spreekt niet om de goddeloze van zijn weg af te manen, dan zal die goddeloze in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen’ (Ezech. 33:8).

Daarom mag dit artikel u ook vandaag nog oproepen om héél persoonlijk in uw eigen omgeving het werk van een evangelist te doen (2 Tim. 4:5).