Deuteronomium actueel -Gehoorzaamheid als recept voor succes

Mozes richt zich met zijn verschillende toespraken in Deuteronomium tot een nieuwe generatie in Israël. Hij laat daarbij nog een keer de afgelopen geschiedenis van het volk de revue passeren. Het is fout, om alleen “in het verleden te leven” (misschien eerder een gevaar voor ouderen). Maar het is net zo verkeerd om de tegenwoordige tijd te willen begrijpen en zich op de toekomst in te stellen en daarbij het verleden met zijn lessen te negeren (misschien soms een gevaar voor jongeren?).

I. Terugblik (Deut. 1 – 6)
Houdt in gedachten hoe God u geleid heeft (Deut. 1 – 3)
Israël verzamelde zich in de vlakten van Moab “aan deze zijde van de Jordaan”. Ze hadden 40 jaar nodig gehad om daar te komen. Hoewel de reis eigenlijk in kortere tijd mogelijk was geweest.

          Dat is al een eerste les: Ongeloof “kost” tijd, energie en (in elk geval hier) mensenlevens.

          a) Van de Sinaï naar Kades-Barnea (Deut. 1)

Mozes laat er geen twijfel over bestaan, dat hun zonde in Kades-Barnea opstandigheid en ongeloof was. “Maar u wilde niet verder trekken, u was het bevel van de Heere, uw God, ongehoorzaam” (1:26).

            b) Volken, die Israël moest mijden (Deut. 2:1-23)

Er waren drie volken, met wie de Israëlieten geen strijd moesten beginnen, want ze waren zo te zeggen “familie” van Israël: de Edomieten (nakomelingen van Jakobs broer Ezau) en ook de Moabieten en Ammonieten (nakomelingen van Abrahams neef Lot).

            c) Volken die Israël moest overwinnen (Deut. 2:24-3:29)

God noemt twee redenen, waarom deze volken aan deze zijde van de Jordaan overwonnen moesten worden: enerzijds als waarschuwing voor de volken van Kanaän: “Op deze dag zal Ik beginnen de volken onder heel de hemel angst en vrees voor u te geven. Zij zullen geruchten over u horen en voor u sidderen en beven” (2:25)

Anderzijds, omdat dit land in de toekomst aan de stammen Ruben, Gad en de halve stam Manasse zou toebehoren: “Dit land namen wij in die tijd in bezit. Van Aroër, dat aan de beek Arnon ligt, gaf ik het, met de helft van het bergland van Gilead en zijn steden, aan de Rubenieten en de Gadieten. De rest van Gilead, en heel Basan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan de halve stam Manasse” (3:12,13)

God had zijn volk in het verleden geleid. Hij zou het ook in de toekomst doen. Dit vertrouwen mag jij ook hebben.

Houdt in gedachten Gods grootheid en heerlijkheid (Deut. 4 en 5)
Mozes leidt het volk in gedachten nog een keer terug naar de berg Sinaï, waar ze de wet hadden gekregen. Daar had God hen zijn grootheid en heerlijkheid getoond. Maar nu verkeerde een nieuwe generatie in het gevaar om dit te vergeten. “Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de Heere, onze God, bij ons is, altijd als wij roepen? En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die ik u heden voorhoud? Alleen, wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht, dat u de dingen niet vergeet die uw ogen gezien hebben, en dat zij niet uit uw hart wijken alle dagen van uw leven. U moet ze uw kinderen en kleinkinderen bekend maken!” (4:7-9).

Het zijn hoofdzakelijk drie gevaren waarvoor Mozes hen waarschuwt:
a) Zijn woord vergeten (4:1-13)

Welk volk had zo’n volmaakte wet als Israël! Als ze zijn woord gehoorzaamden, zou God hen zegenen en ze zouden het land bezitten. Als ze echter zijn woord zouden verdraaien (“U mag aan het woord dat Ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen” (4:2) en ongehoorzaamheid tegenover God hen zou kenmerken, zou tucht en ten slotte verlies van het land het gevolg zijn.

Je hebt met het hele Woord van God nog veel meer in handen dan Israël. Voor christenen geldt pas echt: gehoorzaamheid tegenover God en zijn Woord brengt zegen. Ongehoorzaamheid heeft in de school van God “opvoedingsmaatregelen” tot gevolg.

b)   Zich wenden tot de afgoden (4:15-49)

Drie keer spreekt Mozes de ernstige waarschuwing uit: “Wees op uw hoede” voor de afgoden (4:9, 15, 23). De alleen ware God had zich sterker betoond dan alle “afgoden” van Egypte. En bij de Sinaï hadden ze van deze god geen afbeelding gezien. Afgodendienst was niets anders dan “geestelijk overspel”. Mozes moet hen echter profetisch voorspellen, dat hun afgodendienst in de toekomst de reden zal zijn, dat ze weer uit het beloofde land verdreven zullen worden en in gevangenschap gevoerd zullen worden.

Ben je je ervan bewust, dat de waarschuwing van Mozes ook in het Nieuwe Testament herhaald wordt? “Lieve kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden!” (1 Joh. 5:21). Is er in jouw leven iemand of iets, wat de plaats die God toekomt bedreigt?

c)   De wet veronachtzamen (Deut. 5:1-33)

In dit hoofdstuk herhaalt Mozes nog eens de zogenaamde “Tien geboden”. Grote delen van Deuteronomium zijn in velerlei opzicht een verklaring of toepassing van de Tien geboden. “Luister, Israël, naar de verordeningen en bepalingen die ik heden ten aanhoren van u spreek. U moet ze leren en nauwlettend in acht nemen.” (5:1) Dit “driestappenplan” – horen, leren, doen – plaatst Mozes aan het begin. De oproep “Luister Israël” is een centrale uitdrukking in dit boek (5:1; 6:3-4; 9:1; 20:3). Ook in het Nieuwe Testament vind je dit “driestappenplan” terug:

“Houd u aan het voorbeeld van de gezonde woorden, die u van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus zijn.” (2Tim. 1:13).

“Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt” (2Tim. 3:14)

“Wat u ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij gezien hebt, doe dat; en de God van de vrede zal met u zijn” (Fil. 4:9).

Laat je opnieuw motiveren om deze drie stappen in jouw persoonlijke geloofsleven te “integreren”.

Laat Gods goedheid u indachtig worden (Deut. 6)
Mozes herinnert het volk aan Gods goedheid, die hen niet alleen maar uit Egypte bevrijd had, maar hen ook naar het land Kanaän had geleid. Alle zegeningen van dit land hadden ze zonder eigen inspanning verkregen. Het was allemaal Gods goedheid voor zijn volk. Maar dan waarschuwt Mozes hen voor een gevaar, dat we allemaal maar al te goed kennen: Wij “vergeten” God, dat wil zeggen, we aanvaarden de bewijzen van Gods goedheid in ons leven als iets vanzelfsprekends. “Wanneer het dan gebeuren zal, dat de Heere, uw God, u gebracht heeft in het land dat hij uw vaderen Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft u te zullen geven – grote en goede steden, die u niet gebouwd hebt, huizen, vol van allerlei kostbare dingen, waarmee u ze niet gevuld hebt, uitgehakte putten, die u niet uitgehakt hebt en wijngaarden en olijfgaarden, die u niet geplant hebt – en u gegeten hebt en u verzadigt bent, wees dan op uw hoede, dat u de Heere, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft, niet vergeet” (6:10-12).

Als wij echter steeds de goedheid van onze God voor ogen hebben, dan zal dat twee gevolgen in ons leven hebben: Wij zullen God met onze hele persoon liefhebben. “Daarom zult u de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn” (v. 5, 6). Dan is onze gehoorzaamheid tegenover God en zijn Woord geen slaafse gehoorzaamheid, maar gehoorzaamheid uit liefde. We doen het van harte!

We zullen ons best doen om de waarheid van God aan de volgende generatie door te geven. “U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat” (v. 7). Ook als je nog geen eigen kinderen hebt, ken je zeker wel anderen, aan wie je de gedachten van God kunt doorgeven.

Voor welk bewijs van Gods goedheid zou je Hem vandaag in het bijzonder willen danken?

II. Uitzicht (Deut. 7 – 11)
In de eerste zes hoofdstukken had Mozes hen aan de gebeurtenissen in hun verleden herinnerd, die hun gedrag gekenmerkt hadden. In de volgende hoofdstukken waarschuwt hij hen voor de gevaren en klippen in de toekomst. Eeuwenlang waren ze een slavenvolk in Egypte geweest. Dan volgden 40 jaren als nomadenvolk in de woestijn. En nu waren ze een volk in eigen land. Een nieuwe periode met nieuwe uitdagingen. Ook in het leven van een christen zijn er steeds weer nieuwe levensfasen. Als we ons dan ook maar bewust zijn van de nieuwe uitdagingen. Mozes noemt minstens vijf gevaren, die we moeten onderkennen en vermijden.

Gevaar nr. 1: Compromissen met de vijand (7:1-16)
God wilde de vijanden wegens hun goddeloosheid en zonde oordelen. Het gevaar voor Israël bestond nu daarin, dat ze met de vijand compromissen zouden sluiten, hen niet meer te overwinnen, of zelfs door huwelijk daarmee te vermengen. God had Israël niet uitverkoren omdat ze van nature beter zouden zijn. Absoluut niet! Maar vanwege zijn liefde tot dit volk: “Niet omdat u groter was dan de andere volken heeft de Heere liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van alle volken. Maar vanwege de liefde van de Heere voor u” (v. 7, 8).

Nu zouden ze een getuigenis zijn voor de ware God. Elke verbinding met de vijanden zou dit getuigenis verzwakken en hen uiteindelijk tot afgoderij verleiden. Ook wij als christenen zijn uit genade gered en hebben de opdracht een getuigenis te zijn voor onze Heere en Verlosser. Elk compromis, elke vermenging met de wereld verzwakt ons getuigenis in de wereld.

Hoe geloofwaardig is jouw getuigenis voor de mensen in jouw omgeving?

Gevaar nr. 2: Vrees voor de vijand (7:17-26)

De Heere roept zijn volk bemoedigende woorden toe:

  • Vrees niet voor hen!
  • Verschrik niet voor hen!

De herinnering aan, hoe Hij hen uit Egypte bevrijd had en zijn belofte, dat hij ook deze keer handelend zou optreden, konden hen moed geven.

De woorden van de Heere “Wees niet bevreesd” (bijv. Mark. 5:36; Luk. 12:32; o.a.) en vermaningen van Paulus in het Nieuwe Testament, bijv.: “Word gesterkt in de genade” (2 Tim. 2:1) bemoedigen ons ook vandaag.

Welke medechristen kun je vandaag bemoedigen om zonder vrees van zijn geloof te getuigen?

Gevaar nr. 3: Welvaart en zelftevredenheid (8:1-20)
De listen van de vijand zijn vaak gevaarlijker dan zijn “legers”. Mozes waarschuwt Israël ervoor, dat ze, als ze in het land, “dat van melk en honing vloeit”, gevestigd zijn, snel zouden kunnen vergeten, hoe Hij hen in de nood de 40 jaren in de woestijn gevoed en in leven heeft gehouden. Tijden van nood en gebrek drijven ons in de regel in de armen van God. Maar als wij “verzadigd” zijn geworden, leidt dit bij ons spoedig tot onafhankelijkheid en zelftevredenheid.

Juist voor onze “welvaartsmaatschappij” is dit gevaar hoogst actueel. Welke houding kenmerkt mij?
Of: een land, waarin het je aan niets ontbreken zal; …Wanneer u gegeten hebt en verzadigd bent, loof dan de Heere, uw God, voor het goede land dat Hij u gegeven heeft (v. 10).

Of: “en dat u dan niet in uw hart zegt: Mijn eigen kracht en de macht van mijn hand heeft dit vermogen voor mij verworven!” (v. 17)

Ook in de 21ste eeuw hebben wij de aanwijzing in dit hoofdstuk nodig: “Maar u moet de Heere, uw God, in gedachten houden, dat Hij het is die u kracht geeft om vermogen te verwerven“ (v. 18).

Dat het ons goed gaat, moet ons tot meer dankbaarheid stemmen.

Gevaar nr. 4: Trots en hoogmoed (9:1-10, 11)
Mozes moet het volk ervoor waarschuwen, dat zij eventuele overwinningen en successen aan zichzelf en hun eigen gerechtigheid toeschrijven: “Zeg dan niet in uw hart, vanwege mijn gerechtigheid heeft de HEERE mij in dit land gebracht om het in bezit te nemen. Want het is vanwege de goddeloosheid van deze volken dat de HEERE hen van voor uw ogen uit hun bezit verdrijft” (9:4-5).

Ook in het leven van de christen is alles genade en niets is onze verdienste. Als er op de geloofsweg “overwinningen” of “successen” waren, dan is niets meer ongepast, dan daarop trots te zijn. Ootmoedige dankbaarheid voor datgene, wat de Heere door mij bewerken kon, eert onze Heere.

Erg lelijk (en ook absoluut dwaas) is geestelijke hoogmoed, dus trots op bekwaamheden en gaven, die de Heere jou heeft gegeven. Dit was het probleem van de Korintiërs, zoals Paulus in 1 Kor. 4:7-8 duidelijk maakt: “Wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen? En als u het ook ontvangen hebt, waarom roemt u alsof u het niet ontvangen had?”

Wanneer heb ik iets aan mij zelf toegeschreven, wat alleen de genade van God bewerkt heeft?

Gevaar nr. 5: Bewuste ongehoorzaamheid (10:12-11:32)                                                                            
Het uur der beslissing was gekomen – Mozes legt aan het volk de consequenties voor van hun manier van handelen:

“Zie, ik houd u heden ​zegen​ en ​vloek​ voor: de ​zegen, als u luistert naar de geboden van de HEERE, uw God, die ik u heden gebied; de ​vloek, als u niet luistert naar de geboden van de HEERE, uw God, en van de weg afwijkt die ik u heden gebied, om achter ​andere ​goden​ aan te gaan, die u niet gekend hebt” (11:26-28). Over de consequenties bestond geen onduidelijkheid: gehoorzaamheid brengt zegen en ongehoorzaamheid brengt vloek.

Mozes schildert hen duidelijk het scenario van de toekomst voor ogen, waarover ze zelf beslissen: door gehoorzaamheid of door zich bewust af te keren van God.

Of: “En het zal gebeuren, wanneer u nauwgezet luistert naar mijn geboden die ik u heden gebied, door de HEERE, uw God, lief te hebben en Hem te dienen met heel uw ​hart​ en met heel uw ziel, dat Ik regen voor uw land zal geven op zijn tijd, vroege regen en late regen, zodat u uw koren, uw nieuwe ​wijn​ en uw olie kunt inzamelen. Ook zal Ik gewas op uw veld geven voor uw dieren; en u zult eten en verzadigd worden” (v.13-15).

Of: Wees op uw hoede dat uw ​hart​ niet verleid wordt, zodat u afwijkt, ​andere ​goden​ dient en u voor hen neerbuigt. Anders zal de toorn van de HEERE tegen u ontbranden en zal Hij de hemel sluiten, zodat er geen regen meer zal zijn, de aardbodem zijn opbrengst niet meer zal geven en u spoedig verdwenen zult zijn uit het goede land dat de HEERE u geeft” (v. 16,17).

Voor ons als christenen gaat het niet om succes in de landbouw of misoogst. Maar wij hebben ook “hemelse regen” nodig, om geestelijk op te bloeien. Of we zullen, bij ontbrekende regen, geestelijk uitdrogen.

Het ligt in jou en mijn hand, of er een “geestelijke regentijd” komt, of een “geestelijke periode van dorheid”.

Michael Vogelsang