De wil van God in onze tijd

De vraag naar het kennen van de wil van God voor de Zijnen heeft alle generaties van gelovigen in alle tijden bezig gehouden. Hoe kan ik de wil van God leren kennen? Op deze vraag is geen kort antwoord te geven waardoor alle problemen in één keer beantwoord en opgelost zijn. Het zoeken naar de wil van onze God en Vader blijft een levenslange taak voor ieder van ons die in Hem geloven. We kunnen dus alleen maar enkele hulpmiddelen voor het bereiken van dit doel noemen die ons kunnen helpen meer tot Zijn eer te leven.

Het belang daarvan hoeft eigenlijk niet onderstreept te worden; in veel brieven van het Nieuwe Testament vinden we daarvoor heldere aanwijzingen, waarvan hier enkele voorbeelden volgen:

  1. Romeinen 12:2: En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is
  2. Efeze 5:17: Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heere is.
  3. Kolossenzen 1:9,10: …dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt…
  4. Kolossenzen 4:12: Epafras …die altijd voor u strijdt in de gebeden, opdat u, volmaakt en volkomen, vaststaat in heel de wil van God
  5. 1 Thessalonicenzen 4:3: Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht.
  6. 1 Thessalonicenzen 5:18: Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u.
  7. Hebreeën 13:20,21: De God nu van de vrede … moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus.
  8. 1 Petrus 2:15: Want zo is het de wil van God, dat u door goed te doen het onverstand van de dwaze mensen de mond snoert.
  9. 1 Petrus 4:2 …om nu, in de tijd die ons nog overblijft in het vlees, niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God te leven.
  10. 1 Johannes 2:17: En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.

Wat een schat van aanwijzingen, beloften en zegenrijke gevolgen bevatten deze Bijbelgedeelten!

Het Woord van God

Het eerste en belangrijkste antwoord op de vraag hoe we de wil van God kunnen leren kennen is dus eenvoudig: uit het heilig Woord van God, de Bijbel. Als we dit Woord kennen en hierin zoeken zullen een groot aantal van onze vragen en moeilijkheden over de wil van God voor ons beantwoord en toegelicht worden.

Nu is echter de toestand van ons hart daarvoor van groot belang. Als we gelukkig en dankbaar zijn voor het verlossingswerk van onze Verlosser, zal het onze innige wens zijn, Zijn wil te kennen en te doen. Dan zullen we vragen: Hoe kan ik de Heere door mijn leven en activiteiten behagen? En dan zal Zijn Woord de lamp voor mijn voet en het licht op mijn pad zijn (Ps. 119:105). Het zal bij elke stap mijn geloofsweg verlichten. Ik zal er oneindig veel aanwijzingen in vinden die mij de weg duidelijk maken. Het heerlijke resultaat zal zijn: ‘Het pad van de rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden’ (Spr. 4:18).

Wet en Genade

Als ik daarentegen graag mijn eigen wil en verlangens volg zal ik eerder vragen: Moet dit nu precies zo gebeuren als het in de Bijbel staat? Is het werkelijk nodig dat ik dit of dat doe? Kan het niet anders? Wij staan toch niet onder de wet? etc., etc.

Wie zo denkt en spreekt ziet echter een belangrijk feit over het hoofd. God heeft Zich aan ons in Christus, Zijn geliefde Zoon in genade geopenbaard; terwijl Hij in de tijd van het Oude Testament alles door de Wet van Sinaï bepaalde. Tóch is Hij dezelfde God van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Hij is niet veranderd, ook al heeft Hij Zich in de tijd van het Oude Testament door de Wet anders geopenbaard dan tegenwoordig in Zijn volle genade. Zijn autoriteit is en blijft dezelfde. Hij verandert niet, ook al is Zijn handelen in de verschillende bedelingen of ‘heilstijden’ niet hetzelfde.

Dus kunnen we ons met onze ongehoorzaamheid niet verstoppen achter het argument dat we in de tijd van de genade niet ‘wettisch’ hoeven te gehoorzamen. We vergeten daarbij dat de autoriteit van God nooit verandert, en die kunnen wij niet terzijde schuiven. We hebben zelfs in onze tijd ‘geboden’, bijv. in Johannes 13:34 en 14:21. Maar deze geboden zijn totaal anders van aard dan de geboden van de Sinaï. Dáár was het: ‘Mijn verordeningen en Mijn bepalingen moet u in acht nemen. De mens die ze houdt, zal erdoor leven’ (Lev. 18:5), en: ‘Het zal voor ons gerechtigheid zijn als wij al deze geboden nauwlettend in acht nemen voor het aangezicht van de Heere, onze God, zoals Hij ons geboden heeft’ (Deut. 6: 25). Onder het oude verbond was het dus gehoorzamen om daardoor leven (let op: niet eeuwig leven!) en gerechtigheid te verwerven. Dat was echter onmogelijk zoals we in Romeinen 3:20 vinden: ‘Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde.’ De Wet was dus helemaal niet aan gelovigen gegeven, maar aan natuurlijke mensen (zie 1 Tim. 1:9)! Dat wordt vaak over het hoofd gezien. Door de zondige natuur is geen mens in staat om de Wet volkomen te houden en een mens kan daarom ook niet door de Wet behouden worden. Dus de Wet is inderdaad niet de leefregel voor de Christen, hoewel ze in zichzelf volmaakt is – ze komt immers van God (zie Rom. 7:12). Ook mogen we er veel nuttig onderwijs voor ons uit afleiden – maar dat is iets anders dan de Wet te gehoorzamen.

In onze tijd zijn de geboden van God en de Heere Jezus in zekere tegenstelling met de Wet en zijn het nu ‘mededelingen van de Vader aan Zijn kinderen’ of ‘mededelingen van de Verlosser en Heere aan Zijn verlosten of discipelen’. Door het geloof hebben wij nieuw leven en een nieuwe natuur ontvangen die alleen maar de wil van de Vader en van de Verlosser wil en kan doen! Wat een heerlijke verandering voor ons, wat een belangrijk verschil! Alleen op die manier kunnen we vervuld zijn met de wens de wil van God te doen. De Heere Jezus, de Mens van de Hemel, is het ware voorbeeld voor ons, want Hij kende maar één ding in Zijn leven op aarde: ‘Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng’ (Joh. 4:34; vgl. 5:19, 30; 6:38; 8:29). Hij is ons grote voorbeeld!

Als wij als gelovigen zoeken naar de mededelingen van de wil van God in Zijn Woord, dan vinden we die op elke pagina van het Nieuwe Testament:

  • in de Evangeliën door onze Heere Zelf uitgedrukt, bijvoorbeeld in de zogenaamde Bergrede (Matth. 5-7), door de opdracht om het evangelie te verkondigen, om Zijn dood in de broodbreking te herdenken en de nieuw bekeerden te dopen in Zijn Naam
  • in Handelingen in de goede voorbeelden van de eerste Christenen voor onze wandel en gedrag privé, en in de samenkomsten (bijv. in Handelingen 2:42-47, waar het om de eenheid van de gelovigen gaat, in Handelingen 20:7, waar het om de samenkomst van de broodbreking gaat etc.)
  • in de brieven van de apostelen, waar we onnoemelijk veel aanwijzingen voor ons dagelijks leven alleen en met elkaar in de gemeente vinden etc.

Juist omdat we in veel opzichten geen geboden of voorschriften hebben, zijn de goede voorbeelden van de toenmalige oprechte gelovigen (en de afschrikkende voorbeelden van de zondaars en vleselijke gelovigen) van uiterst belang. Denk maar aan de aanmoedigingen van de apostel Paulus aan de gelovigen om hem na te ijveren (Fil. 3:19; 2 Thess. 3:9) of aan individuen zoals Timotheüs en Titus (1 Tim. 4:12; Tt. 2:7)

We hoeven dus bijv. nooit de vraag te stellen ‘Moet ik nu steeds maar naar de samenkomst gaan?’, want het antwoord vinden we al vóór we vragen: ‘Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is…’ (Hebr. 10:25). We hoeven ook nooit te vragen of we iets in de collecte moeten doen, want in 1 Korinthe 16:1-3 staat het antwoord kant en klaar! – Zo zouden we door kunnen gaan. Voor iedere gelovige die de diepe wens heeft om zijn Verlosser en Heere en Zijn God en Vader te dienen is het hele Woord van God vol van positieve (en negatieve) aanwijzingen, die ons de wil van God duidelijk laten zien. Dat geldt ook voor de moeilijke periode van buitengewone regelingen van het dagelijkse leven die we op het ogenblik meemaken. We vinden bijv. in Handelingen 2:46 dat de eerste Christenen bij gebrek aan grote ruimtes (er waren immers op z’n minst 3000 gelovigen in Jeruzalem!) overdag in de tempel waren maar (’s avonds) in de huizen het brood braken, en dit in volkomen overeenstemming en harmonie met elkaar!

De Heilige Geest

Wij hebben echter niet alleen het geschreven Woord van God als gids en leidraad voor ons dagelijks leven als Christenen. De Heere Jezus heeft aan Zijn discipelen een ‘andere Trooster’ beloofd, ‘opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid’ (Joh. 14:16,17). Nu de Heere Jezus niet meer lichamelijk bij de Zijnen, maar verheerlijkt in de Hemel is, heeft Hij ons op de Pinksterdag een andere Persoon van de Godheid gezonden; de Heilige Geest (zie Luk. 24:49; Hand. 1:4,5). Sinds Zijn komst op aarde woont Hij in de Gemeente van God als geheel, en tegelijkertijd ook in ieder persoonlijk die in de Heere Jezus en Zijn werk gelooft (zie 1 Kor. 3:16; 6:19; 12:13).

De voornaamste dienst van de Heilige Geest, door Wie we op het nauwst met de Christus als ons Hoofd in de hemel verbonden zijn, is de verheerlijking van Christus in ons: dat is Hem voor ons groter en groter te maken in al Zijn pracht en heerlijkheid (Joh. 16:14). Daarvoor heeft Hij ons aardse lichaam tot Zijn tempel gemaakt, waarin wij God door Hem kunnen verheerlijken.

De tweede dienst van de Heilige Geest is ons te leiden in heel ons leven. Er zijn drie teksten in het Nieuwe Testament die daarover spreken:

  1. ‘Hij zal u de weg wijzen in heel de waarheid’ (Joh. 16:13). Hij, door wie het Woord van God is geïnspireerd, is dus ook de enige die het aan ons verklaren kan (zie 1 Kor. 2:13; 2 Pet. 1:21). Het menselijke verstand alléén is daartoe niet geschikt; we hebben daarvoor het leven uit God en de Heilige Geest nodig.
  2. ‘Als u echter door de Geest geleid wordt, bent u niet onder de wet.’ (Gal. 5:18). Dit vers verduidelijkt nog eens wat we al voor de aandacht hadden. De gelovige Christen staat niet (meer) onder de wet, maar in de Christelijke vrijheid onder de leiding van de Heilige Geest.
  3. ‘Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God’ (Rom. 8:14). Hier gaat het om het karakter van de gelovigen als kinderen van God. Hun kenmerk is dat ze door de Geest geleid worden, niet alleen in de samenkomsten maar in heel hun leven.

Deze drie teksten laten het ware karakter van de Christen zien: Heel ons leven mag en moet, naar de wil van God, gekenmerkt zijn door de leiding van de Heilige Geest. Dat dit niet alleen voor de samenkomsten geldt wordt uit deze Bijbelgedeelten overduidelijk. Het gaat om elke dag, elk uur, elke minuut van ons leven! Dit is ook de reden waarom in het hoofdstuk waar het uitvoerig over de samenkomsten van de gemeente tot geestelijke opbouw gaat, de Heilige Geest helemaal niet genoemd wordt! Niet omdat Hij ons daar niet hoeft te leiden maar omdat het als vanzelfsprekend verondersteld wordt dat de gelovigen altijd (dus ook in de samenkomsten) door de Heilige Geest geleid worden.

Er was maar Eén die dit volmaakt voorgeleefd heeft: de Heere Jezus. Alléén van Hem lezen we het in het evangelie van Lukas, waar Hij als de waarachtige en volkomen Mens beschreven wordt, de ‘Zoon des mensen’. Helemaal aan het begin van Zijn dienst op aarde wordt van Hem gezegd: ‘Jezus, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest naar de woestijn geleid…’ (Luk. 4:1). Maar dit enkele vers is al voldoende om ons te laten zien hoe onze Heere als Mens ons voorbeeld door Zijn wandel is. Hij heeft in de evangeliën als het ware Zijn voetstappen achtergelaten, opdat wij die navolgen (zie 1 Pet. 2:21).

Laten we niet vergeten dat de Heilige Geest ons nooit anders zal leiden dan in volkomen overeenstemming met het door Hemzelf geïnspireerde Woord van God. Als dat niet zo was zou God Zichzelf tegenspreken! En dat is onmogelijk zoals ieder zal begrijpen. Dus als iemand zegt dat de Geest hem of haar dit of dat getoond heeft hoewel het in tegenspraak met Gods Woord is dan kun je meteen weten dat het níét de leiding van de Geest is – maar onwetendheid of zelfs eigen wil. Laten we dus wel altijd ernaar streven door de Heilige Geest geleid te worden, maar laten we tegelijkertijd heel voorzichtig ermee zijn om te zeggen: Zo en zo wil mij de Geest leiden! Het gevaar dat daarachter de eigen wil schuil gaat is bij niemand denkbeeldig.

Laten we echter niet denken dat de leiding van de Geest iets mystieks of geheimzinnigs moet hebben. De Heilige Geest werkt door het Woord, door adviezen van medegelovigen (ook de eigen man of vrouw – wat ik meer dan eens beleefd heb en dankbaar voor ben) en ook door gebeurtenissen. Ook dat vinden we in de Bijbel. Toen Paulus en zijn medestrijders eens naar Asia (nu: West-Turkije) wilden trekken om daar het Woord te verkondigen, werden zij door de Heilige Geest verhinderd dit te doen. Maar was het een fout voornemen? We zien dat zelfs de wens het evangelie te verspreiden niet persé de wil van de Heere is als wij Hem daar niet om vragen… Daarna trachtten deze mannen naar Bithynië te gaan, en weer liet de Geest van Jezus het hun niet toe. Weer hetzelfde probleem! Zonder twijfel hadden zij de beste bedoelingen – maar de Heere had andere gedachten. Dat wordt door de derde gebeurtenis in dit verhaal duidelijk. Paulus heeft een gezicht in de nacht waarin een man uit Macedonië hem verschijnt en hem naar Europa roept! Dát was de bedoeling en de wil van de Heere op dit moment, en Zijn discipelen moesten het op deze iets ingewikkelde manier komen te weten (zie Hand. 16:6-10). Dus als je ergens naar toe wilt om iets voor de Heere te doen en je mist de trein, dan kán dit ook wel eens de leiding van de Heilige Geest zijn.

Het geweten

Daarmee zijn we bij het volgende punt aangekomen: het geweten. Net zoals de leiding door de Heilige Geest is de leiding door het geweten een heel persoonlijke zaak. Het geweten is ons door God gegeven om ons te laten zien of we op de goede weg zijn of op een verkeerde. Als we gezondigd hebben, slaat ons geweten aan. Dat wil zeggen dat het ons eraan herinnert dat we van de goede norm van God, die we in Zijn Woord vinden, afgeweken zijn. Het zondebewustzijn is het werk van het geweten. Dus normaal werkt het geweten als een soort aanvulling van de werking van de Heilige Geest in ons. Als we Hem, en daardoor ook het Woord van God niet gehoorzaamd hebben, maakt het geweten ons daarop attent en leidt het ons tot belijdenis van onze schuld. ‘Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Joh. 1:9). Dan is ons geweten en hart weer ‘in orde’ en wij kunnen ons in de volle gemeenschap met de Vader en de Zoon Jezus Christus verblijden.

Het Nieuwe Testament spreekt op verschillende plaatsen van een ‘rein geweten’ en van een ‘goed geweten’ (Hand. 23:1; 1 Tim. 1:5., 19; Heb. 13:18; 1 Pet. 3:16, 21). Een ‘rein geweten’ ontvangt de zondaar volgens de Bijbel door het geloof in het werk van de Heere Jezus. Door dit werk is het vraagstuk van de in ons wonende zonde en onze zondige daden in Gods ogen opgelost. Het geweten van de gelovige wordt daardoor gereinigd en zelfs volkomen gemaakt (zie Heb. 9:9, 14; 10:2, 22). Dat betreft dus onze verhouding tot de heilige God. Voor Zijn aangezicht is ons geweten voor altijd tot zwijgen gebracht door het verzoeningswerk van Christus. Hem zij daarvoor de lof!

Het goede geweten berust hoofdzakelijk op onze eigen bemoeiingen als gelovigen waardoor we trachten God te behagen. Vandaar kon Paulus voor de Hoge Raad der Joden zeggen: ‘Ik heb met een volkomen [letterlijk: geheel] goed geweten voor God gewandeld tot op deze dag’. Menig lezer zal zich al in de ogen gewreven hebben bij het lezen van deze woorden. Had Saulus van Tarsus niet de Christenen tot de dood toe vervolgd? Moest de Heere hem niet toeroepen: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?’ (Hand. 9:1-4). Hoe kon Paulus dan zoiets zeggen? Hier zien we dat een ‘goed geweten’ geen absolute maatstaf is. Als Jood had Saulus in zijn jeugd de Christenen vervolgd, en wel op grond van Deuteronomium 13:7-12, die schrijft dat afgodendienst met de dood bestraft moest worden. Hij had dus als Jood een ‘goed geweten’ omdat hij meende God te dienen door ‘afvalligen’ te vervolgen. Hij ziet zich dus niet met Gods oog, doch vanuit zijn voormalige joodse standpunt. Toen hij later tot geloof in de Heere Jezus gekomen was beoordeelde hij dit totaal anders. Hij noemde zich nu iemand ‘die vroeger een godslasteraar, een vervolger en een verdrukker was’, die echter ‘onwetend … in ongeloof’ gehandeld had en die toch ‘de voornaamste’ van de zondaars was (zie 1 Tim. 1:12-15).

Overduidelijk zien we aan het voorbeeld van Saulus/Paulus dat het geweten op zich helemaal niets over het goede of slechte karakter van onze daden hoeft te zeggen. Het geweten is totaal geen objectieve maatstaf voor ons doen en laten. Opdat het geestelijk goed functioneert moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: we moeten opnieuw geboren zijn, we moeten in oprechtheid trachten te wandelen en bovendien het Woord van God kennen en met geestelijk onderscheidingsvermogen betrachten. Als deze voorwaarden niet vervuld zijn kan ons ‘geweten’ ons in de grootste eigen wil storten. Helaas komt dit dikwijls bij gelovigen voor. Men zegt dan dat men op grond van z’n geweten dit of dat niet kan of juist wél moet doen, maar in werkelijkheid is het de pure eigen wil. Moge de Heere ons voor dit soort van ‘individualisme’ bewaren!

Als het om het doen van de wil van God gaat laten we er op acht slaan allereerst Zijn Woord te onderzoeken. In vele gevallen zullen we daar al een antwoord vinden. Noch de Heilige Geest noch ons geweten zal ons ooit tot iets brengen wat tegen de Bijbel indruist. Als we zoiets toch doen kunnen we ons op geen van beiden als leider beroepen. De Geest zal nooit iets bewerken wat tegen het door Hemzelf gegeven Woord is en ons geweten toont daardoor helaas alleen maar onze eigen wil aan.

Er zijn vanzelfsprekend vele gelegenheden waar we geen directe leiding of aanwijzing voor in de Bijbel vinden. Hier kan ons alleen het stille gebed in de tegenwoordigheid van onze Heere verder helpen. Mochten we de tijd daarvoor nemen.

Ook het advies van oudere (of jongere) gelovigen waarvan men zien kan dat ze de Bijbel kennen én de wens hebben daarnaar te wandelen is dikwijls heel waardevol. Zo heb ik het persoonlijk tenminste meerdere keren mogen beleven. Geloofservaring ontbreekt de jongeren meestal nog en kan bij vele gelegenheden nuttig zijn.

God meer gehoorzamen dan mensen

Paulus schrijft aan de gelovigen in Rome: ‘Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld, zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen.’ (Rom. 13:1, 2; lees de hele passage t/m vers 7; vgl. Tt. 3:1; 1 Petr. 2:13-17). Toen de apostel dit schreef regeerde te Rome de keizer Nero, onder wiens bewind Paulus zelf waarschijnlijk omtrent 66/67 na Christus ter dood gebracht werd. En tóch zegt het Woord niet dat de Christen alleen maar Christelijke of goede regeringen (die er toen nog niet eens konden zijn) onderdanig moet zijn. Ziehier hoe belangrijk het is het héle Woord te kennen!

De autoriteit van de overheid heeft God in de dagen van Noach ingesteld. Volgens Genesis 9:6 gebood Hij toen dat ieder die een ander mens doodde, zelf met de dood bestraft moest worden. Dat was geen oproep tot bloedwraak maar de instelling van een autoriteit die boven de mensen staat en niet betwist of in vraag gesteld kan worden. Zo heeft het volk Israël het al gezien en zonder twijfel refereert Paulus hieraan wanneer hij de woorden gebruikt ‘want zij draagt het zwaard niet tevergeefs’. Het zwaard is het beeld van de autoriteit van een regering om de doodsstraf op te leggen.

Laten we bovendien niet vergeten dat we als gelovigen vreemdelingen in de wereld zijn. Vandaar hebben we nooit de opdracht op enige manier in het gebeuren van de regering en de politiek in te grijpen. Voor de wereld zijn wij geestelijke ‘buitenlanders’, ook al hebben we een Nederlands paspoort in bezit. Ook de buitenlanders moeten zich naar de wetten van het land richten waar ze verblijven. Zo is het ook met de Christen. Er bestaat geen enkele uitzondering – behalve één.

Er kunnen situaties ontstaan waar de regering iets doet of beslist wat lijnrecht tegen het Woord van God indruist. Dát is nog niet het probleem. Denken we maar alleen aan de zogenaamde ‘gender-kwestie’ en het hele moderne seksuele beleid etc. Met al de daarachter schuilgaande gedachten zijn we het als Christenen niet eens. Ze laten ons overduidelijk zien dat we als vreemdelingen in een vreemde wereld leven. Elk moment kan onze Heere komen om ons eruit te halen en naar het Huis van Zijn Vader te brengen! Hij komt spoedig. We hoeven al deze zondige dingen niet mee te maken maar moeten ons afzijdig daarvan houden. Het is dus helemaal niet onze taak tegen goddeloze praktijken en aanwijzingen van de regering te protesteren! Een Christen heeft in deze wereld de plaats van een vreemdeling. Zijn enige taak is hier zich aan de door God ingestelde overheid te onderwerpen en tevens van zijn Heere te getuigen en te helpen het evangelie te verspreiden.

En toch is er één uitzondering. Als de overheid iets van mij persoonlijk eist dat duidelijk tegen het Woord van God indruist kan ik niet meer aan haar gehoorzaam zijn. Dan moet ik God meer gehoorzamen dan de mensen (zie Hand. 5:29). Dus opgelet: het gaat hier niet om dingen die mij als Christen niet bevallen omdat ze in strijd zijn met het Woord. We hebben dus niets te doen tegen bijv. wettelijke vrijheid van abortus, homoseksualiteit etc. Deze wetten zijn weliswaar in strijd met de Bijbel, maar we worden niet gedwongen die te volgen.

Dat betekent praktisch dat we niet zomaar mogen zeggen: Ik moet de Heere meer gehoorzamen dan de mensen en dit of dat niet of wel doen, terwijl andere Christenen het heel anders doen. Dat zien we helaas in de tegenwoordige pandemie her en der. In zulke gevallen is de maatstaf niet het Woord van God maar het eigen geweten, wat ons heel gemakkelijk misleiden kan zoals we gezien hebben. Laten we dus heel goed op ons zelf en op onze gevoelens en opinies letten!

Nee, de regel van God meer gehoorzamen dan mensen is alleen bij één fundamentele vraag van toepassing: als het gaat om de verloochening van onze Heere en van Zijn rechten. Dat mogen we niet buiten beschouwing laten.

Stel dat, in de tegenwoordige tijd van Corona, door de overheid een stipt verbod zou worden uitgesproken over de breking van het brood tot gedachtenis van de Heere Jezus en Zijn dood, en wel niet alleen in het publiek, d.w.z. in de daarvoor gereserveerde ruimtes, maar ook in de privé-huizen. Dan rijst de vraag: Kunnen gelovigen zich daaraan onderwerpen? De Heere Jezus heeft immers zelf gezegd: ‘Doet dat tot mijn gedachtenis’ (Luk. 22:19). En de apostel Paulus voegt daaraan toe: ‘Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heer, totdat Hij komt’ (1 Kor. 11:26). In zo’n geval zouden we biddend aan de Heere moeten vragen of we daaraan gehoorzamen kunnen. En dán zal Hij ons ook hulp bieden om dat wat verboden is in het geheim in de huizen in gehoorzaamheid aan de Heere – niet in opstand tegen de overheid – te doen. Dus als we de Heere en God méér gehoorzamen dan de mensen handelen we niet in een geest van oproer tegen mensen, maar in een geest van ootmoedige gehoorzaamheid aan Hem. Dat is een belangrijk kenmerk.

Laten we ervoor bidden dat de overheid ook in deze tijd de juiste beslissingen neemt. Laten we ons eraan onderwerpen en niet tegenstaan. Maar als ons getuigenis van onze Verlosser zou worden aangevallen, moet Hij altijd de voorrang hebben. Hem willen we méér gehoorzamen dan de mensen en in ootmoed onze weg gaan. Zo hebben bijna alle Christenen in de eerste decennia moeten beleven. En ook vandaag zijn er nog landen waar de Christenen dit meemaken. Ze zijn niet benauwd voor gevangenis en zelfs de dood, maar willen Hem verheerlijken en Zijn getuigenis niet opgeven.

Arend Remmers