De beste weg om de Heere doeltreffend te dienen
‘Ga heen naar uw huis naar de uwen en bericht hun hoeveel de Heere u gedaan heeft, en hoe Hij Zich over u ontfermd heeft’ (Mark. 5:19). Dit was het bevel van de Heere aan de genezen bezetene van Gadara en we lezen verder: ‘hij ging heen en begon te prediken in Dekápolis hoeveel Jezus aan hem gedaan had’ (Mark. 5:20).
De Heere had deze man genezen en hij werd gevonden ‘zittend, gekleed en goed bij zijn verstand’ (Mark. 5:15). De mensen van dat land waren echter bang. Zij gaven de voorkeur aan hun onreine zwijnen en de macht van de boze geesten boven de Heere en vroegen Hem om weg te gaan (Mark. 5:17). Toen Hij op het punt stond dat te doen, wilde de genezen man Hem vergezellen en alleen op het uitdrukkelijke bevel van de Heere dat hij daar een getuigenis voor Hem moest geven, bleef hij daar achter (Mark. 5:18).
Wij zijn ook door de Heere genezen in geestelijk opzicht. Wij hebben ook het voorrecht om aan Zijn voeten te zitten en van Hem te leren, zoals ‘Maria, die ook aan de voeten van Jezus zat en naar Zijn woord luisterde’ (Luk. 10:39). Wij zijn bekleed, ‘breng het beste kleed hier’ (Luk. 15:22), ‘Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, Die ons geworden is: wijsheid van God en gerechtigheid en heiligheid en verlossing’ (1 Kor. 1:30), ‘wanneer wij tenminste bekleed en niet naakt bevonden worden’ (2 Kor. 5:3). Ook wij wensen bij Diegene te zijn Die ons heeft gered: ‘Ik verlang er naar, ontbonden te worden en met Christus te zijn, [want] dit is verreweg het beste’ (Fil. 1:23), ‘ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heere wonen’ (2 Kor. 5:8).
Maar Hij zegt tegen hem die bezeten was geweest en eveneens tegen ons: ‘Ga … en bericht hun hoeveel de Heere u gedaan heeft’ (Mark. 5:19) ‘en u zult Mijn getuigen zijn, zowel te Jeruzalem als in heel Judéa en Samaria en tot aan het einde der aarde’ (Hand. 1:8).
Een Christen die niet geïnteresseerd is in de verspreiding van het evangelie en niet probeert om op een of andere manier de Heere te dienen in het zoeken van de redding van verlorenen, gedraagt zich niet zoals een Christen behoort te doen. Wanneer wij om ons heen kijken, hoeveel gelegenheden doen zich dan voor om verschillende vormen van dienst te doen, zoals: persoonlijk werk, traktaatverspreiding, evangelieverkondiging zowel in samenkomsten als in de openlucht. Wat een behoefte is er aan mensen die bereid zijn om het moeizame werk te doen van traktaatverspreiding en van persoonlijke gesprekken met mensen die Hem nog niet kennen.
Wat een gelegenheid bieden de wereld-‘velden’, als we deze in ogenschouw nemen. Het Latijns-Amerikaanse gebied lag nog nooit zo ver open, zoals een zendeling kort geleden schreef vanuit Brazilië: ‘Het kostte tijd, geduld en moeite om de Bijbel te verkopen, maar nu zoeken de mensen ons op en tonen ze werkelijke teleurstelling als ze moeten wachten op Bijbels en lectuur’.
Dit is een voorbeeld van de algemene geestesgesteldheid. De mensen zijn zich aan het afkeren van Rome, ondanks de pogingen van de kerk om hen vast te houden en zij wenden zich tot materialisme en communisme als we hun het evangelie niet aanbieden. Het is hetzelfde verhaal als in de vroegere heidenlanden. Miljoenen in China en Japan, India en Afrika en Stille Zee-eilanden hebben het geloof in hun oude goden verloren en in sommige gevallen zijn ze een prooi geworden van de materialistische krachten van de moderne wereld en van het atheïstisch communisme. Zij hebben het evangelie nodig.
Wanneer interesse is gewekt voor de grote nood in vele gebieden, komen er talrijke vragen op onder hen die van plan zijn te gaan, zoals de manier van de nodige voorbereiding en wat betreft de te volgen methoden in ‘de velden’.
Over de opleiding
Voorbereiding vereist in de gedachten van velen een theologische training, zoals die kan worden gevolgd in de opleidingsscholen die verbonden zijn aan de verschillende kerkgenootschappen. Buiten het onschriftuurlijke van deze instituten en het buitengewoon moderne onderwijs dat daar gegeven wordt, wordt de gedachte van iedere werkelijke wens om de Heere te dienen verhinderd wanneer je dergelijke plaatsen binnenkomt. Anderen geven de voorkeur aan een van de vele Bijbelscholen, waar cursussen gevolgd kunnen worden in Bijbelstudie en methoden om Christelijk werk te doen. Wij ontkennen niet dat deze Christelijke instituten soms goed werk doen en dat veel jonge mensen die nooit de kans hebben gehad het Woord met anderen te bestuderen, hulp ontvangen van dergelijke opleidingscentra.
Wij geloven echter dat dit niet de plaatsen zijn om training te ontvangen voor hen die uit onze kringen komen en die samenkomen in de Naam van de Heere buiten de menselijke systemen, op grond van het ene lichaam.
Het feit dat het kerkelijke systeem erkend wordt en de gevolgen van het feit dat ook vrouwen getraind worden om in het openbaar te spreken en dat de positie die door de ‘broeders’ wordt ingenomen, vaak voor belachelijk wordt gehouden op deze plaatsen, zou voldoende moeten zijn om aan iedereen die de eer van de Heere wenst, te tonen dat training in Zijn dienst niet daar gezocht moet worden.
Waar moeten zij die zich geroepen voelen tot werk voor de Heere, hun training dan ontvangen? Wij geloven dat we een goede kennis van de Schriften kunnen krijgen door de dagelijkse persoonlijke studie van het Woord van God, daarbij geholpen door het geschreven werk van de dienstknechten van de Heere, waarvan we zo’n overvloed hebben, gecombineerd met aanwezigheid bij Bijbelbesprekingen en samenkomsten tot stichting, conferenties enzovoort. Onze kennis zal dan beter van gehalte zijn dan wat verkregen kan worden op welk instituut dan ook en daarbij zullen we een praktische kennis ontvangen van de werking van een vergadering.
Hoe te starten
Praktijk in Christelijk werk, deelneming in de samenkomsten, traktaatverspreiding, openluchtprediking, ziekenhuisbezoek, evangeliewerk, enzovoort – alles waarin we in gemeenschap met de plaatselijke vergadering kunnen meewerken, zorgt voor een praktische training die voor niets onderdoet.
Wanneer een medische training of een talenstudie nodig is, kan die verkregen worden aan officieel erkende scholen of op een andere manier, zonder betrokken te worden bij dingen die de positie die wij innemen, als samengekomen in de Naam van de Heere buiten de legerplaats, schaden.
Handelingen 13 geeft ons het model voor die start om uit te gaan in het werk van de Heere. Saulus en Barnabas werden door de Heilige Geest afgezonderd voor een speciaal werk. In Handelingen 11:26 staat: ‘Het gebeurde, dat zij een heel jaar in de gemeente samenvergaderden en een grote schare leerden en dat de discipelen te Antiochië het eerst Christenen genoemd werden’.
Zij waren lang genoeg in hun plaatselijke gemeente geweest om het vertrouwen van hun broeders te hebben, die bemerkten dat zij geroepen waren van God tot het werk om het evangelie te brengen naar verre streken en ze gaven hun de rechterhand van gemeenschap. Waar ze ook heengingen, predikten ze het evangelie (Hand. 14:21-22) en onderwezen ze de bekeerden en er werden gemeenten gevormd in overeenstemming met de Goddelijke orde, zoals het in praktijk was gebracht in hun ‘thuisgemeente’ in Antiochië (Hand. 14:23). Zij handhaafden hun gemeenschap met hun ‘thuisgemeente’ en bij hun terugkeer in Antiochië gaven ze de gemeente verslag van wat de Heere aan hen had gedaan (Hand. 14:26-28). Er was dus geen enkel spoor van onafhankelijkheid, maar de volste gemeenschap aan beide kanten werd volledig nagekomen.
Dit alles is belangrijk, omdat het de principes geeft voor ons onderricht van nu. Hij die zijn tijd aan het werk van de Heere geeft, of het nu thuis is of in het buitenland, moet goed bekend staan in de eigen vergadering waar hij thuishoort. In Handelingen 16:1-2 staat: ‘En zie, er was daar een discipel … die een [goed] getuigenis had van de broeders te Lystre en Iconium’. Hij moet getoond hebben over een voldoende tijdsperiode dat hij geschikt is voor het werk waar hij zich door de Heere toe geroepen voelt en zo in staat zijn een advies van de broeders te verkrijgen.
Aan de andere kant moeten de heiligen niet falen in het erkennen wat door God wordt getoond en met heel hun hart hun aanbeveling en steun geven aan hem die geroepen is. Als om welke reden dan ook een vergadering niet de vrijmoedigheid heeft om iemand voor het werk aan te bevelen, moet hij wachten op de Heere wat dat betreft en proberen de les te leren die Hij hem wil onderwijzen, want de Schriften bevestigen ons werk voor de Heere niet wanneer dat in onafhankelijkheid van onze broeders is.
Het volgen van Gods bevel
In het werk op zichzelf moet de redding van zielen, hoe belangrijk dit ook is, niet het enige zijn wat in ons gezichtsveld ligt. Het onderricht van de gelovigen in de waarheid van God en het bevestigen van vergaderingen in overeenstemming met het Goddelijke voorbeeld zijn even belangrijke zaken. Het Woord van God moet dus net als ‘thuis’ gevolgd worden in het buitenland. Het aanwezig zijn op een zendingsveld geeft ons geen vrijbrief om van Schriftuurlijke beginselen af te wijken. Als dit wordt gezien, wordt de vraag over het betrekkingen aanknopen met andere zendelingen die niet de noodzaak van het Goddelijke voorbeeld in het samenkomen zien, vrij eenvoudig.
Terwijl we de Heere dankbaar zijn voor alles wat door anderen wordt gedaan wat betreft het winnen van zielen voor Christus, moet er een duidelijk besef zijn dat de Heere ons niet heeft geroepen om alleen het evangelie te prediken, maar ook om de waarheid van Zijn Gemeente tot zijn volle recht te doen komen, de tweeledige bediening van de apostel Paulus. In Kolossenzen 1:23-25 staat: ‘als u tenminste blijft in het geloof, gegrond en vast en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie … om het Woord van God te voleindigen’. Ons werk zal niet alleen de algemene evangelisatie van de landen vooruithelpen (en dat gebeurt, als we trouw zijn, in een grotere mate dan velen beseffen) maar zal dan uitlopen in het vestigen van vergaderingen die samenkomen in de Naam van de Heere, gescheiden van alles wat geen steun vindt in het Woord van God. Wanneer de huisgemeenten gevestigd zijn in overeenstemming met het Woord, zullen die op het zendingsveld datzelfde Woord volgen. Vrijzinnigheid, onafhankelijkheid, onverschilligheid wat de rechten van de Heere betreft en verbinding met kwaad of met menselijke systemen kunnen in het buitenland net zomin toegestaan worden als thuis, als we waarachtig voor Christus zijn en Hem eren willen in ons zendingswerk.
Gezonde getuigenissen
De vraag kan gesteld worden: wie is voor deze dingen geschikt? Wie voldoet? Broeders, de Heere stelt ons in staat, zoals wij in nederigheid kunnen getuigen gedurende onze weinige jaren van zendingswerk, om Zijn Woord te volgen, hoewel de mate zelf hiervan bij de oordeels-troon van Christus zal blijken. Ook hebben wij ervaren dat het even goed mogelijk is de waarheid van Gods Gemeente uit te dragen in het zendingsveld als thuis en dit te doen zonder toe te staan om af te wijken van het smalle pad. Dit belet ons niet in het aanvaarden wat van God is in anderen, zelfs al kunnen wij niet in volle gemeenschap met hen gaan door hun relaties.
Moge de Heere ons een oefening geven in deze dingen. Wij zijn ervan overtuigd dat, als Gods bevel gevolgd wordt, Hij ons zendingswerk zal zegenen, maar als we van Zijn orde afwijken, zal Hij onze pogingen onvruchtbaar laten. Hij zal bij anderen door de vingers zien wat Hij bij ons niet door de vingers ziet, omdat wij belijden voor de waarheid te staan. In Jakobus 4:17 staat: ‘Wie dan weet goed te doen en het niet doet, voor die is het zonde’.
Een werkelijke openbaring van Goddelijk leven in onze wandel, een gezonde interesse in het evangeliewerk en een handhaving van Gods regels met betrekking tot het samenkomen zullen als resultaat een gezond getuigenis hebben, zowel hier thuis als in het buitenland. Onze verantwoordelijkheid om getuigen van de Heere te zijn zal niet ophouden voordat Hij ons Thuis roept.
Mogen wij allemaal trouw bevonden worden in het dienen van Hem, in het werk waar Hij ons toe geroepen heeft en waar Hij ons geschikt voor heeft gemaakt, in gehoorzaamheid aan Zijn Woord, totdat Hij komt, zoals in Openbaring 3:11 staat: ‘Ik kom spoedig, houd wat u hebt, opdat niemand uw kroon neemt’.
Naar een oud maar nog steeds actueel artikel van W.J. Missen