Daniël, de profeet

Bij de profeet Daniël denken we meestal aan de inhoud van zijn boodschap. De profetie van Daniël verdient echt onze aandacht. Daniël sprak over de ‘tijden van de volken’ en zijn boodschap reikt tot de tijd waarin de Heer Jezus als Zoon van de mensen Zijn rijk in heerlijkheid op aarde zal oprichten. Het is ook de moeite waard om de persoon van de geïnspi­reerde schrijver Daniël iets beter te leren kennen. Van de meeste schrijvende profeten van het Oude Testament weten we weinig over hun leven, maar van Daniël zijn veel details bekend. Daar willen we nu aandacht aan schenken.

1. Daniël was uit het koninklijke geslacht (hoofdstuk 1:3).

Hij werd als jonge man naar Babel gebracht. Hoe oud hij toen was, is niet bekend, maar vast nog geen 20 jaar. Hij heeft de zeventigjarige ballingschap overleefd. In hoofdstuk 10:1 wordt het derde jaar van Kores, de koning van Perzië, genoemd. Die zorgde er in zijn eerste jaar voor, dat de Joden uit de gevangenschap terugkeerden naar Juda en Jeruzalem (Ezra 1). Toen was Daniël een oude man.

Hij is dus in de praktijk van het leven een voorbeeld voor zowel jonge als oudere Christenen. Net als Daniël leven we als ‘vreemdelingen’ in een God vijandige wereld. Daar zijn we als ‘koninklijke priesters’ geplaatst, met de opdracht om Goddelijk licht te verspreiden in de morele duisternis. We moeten de boodschap verkondigen van Hem Die ons uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Petr. 2:9).

2. Het Nieuwe Testament noemt Daniël nadrukkelijk een ‘profeet’ (Matth. 24:15).

Een profeet spreekt voor een ander: voor God tot mensen (Deut. 18:18) of voor mensen tot God (Gen. 20:7). Daniël heeft allebei gedaan. God kon hem als spreekbuis voor zijn volk gebruiken. Daniël had een groot inzicht in de gedachten van God, ook al begreep hij niet alles wat God hem openbaarde. Zijn profetie gaat in reikwijdte andere profeten ver te boven. Daniël onderscheidde zich doordat hij bij God voor anderen opkwam (Dan. 9).

Ook al krijgen we nu geen nieuwe openbaringen meer van God, omdat het Woord van God voltooid is, toch wil Hij ons enerzijds als bron van zegen voor anderen gebruiken. Anderzijds kunnen we voor de troon van de genade voor anderen instaan.

3. Daniël was een man die zich onderscheidde door geloofs­vertrouwen.

In Hebreeën 11 wordt zijn naam niet genoemd, maar er wordt wel één van zijn geloofsdaden beschreven: ‘… die door het  geloof … leeuwenmuilen toestopten’ (Hebr. 11:33). Daniël vertrouwde op de Onzichtbare. Hij zag God niet, maar hield toch altijd rekening met Zijn tussenkomst tot zijn voordeel.

Ook wij zien God niet. We leven door het geloof en in het vertrouwen op Hem en kunnen ook iedere dag van ons leven rekening houden met Zijn ingrijpen.

4. Daniël was een man van gebed.

Dat kenmerkte hem vanaf zijn jeugd tot in de hoge ouderdom. Elk probleem besprak hij met zijn God. Zijn trouw in het gebed bracht hem in de leeuwenkuil; dat risico nam hij bewust, maar in vertrouwen op God. Opvallend is zijn gebed in hoofdstuk 9, dat ons toont dat het Daniël niet in de eerste plaats om zijn eigen behoeften ging, maar om die van zijn volk.

Dit gebed is een ‘voorbeeldgebed’ voor gelovigen, ondanks dat het vanuit het perspectief van het Oude Testament is. Het is de moeite waard om de details ervan te bestuderen.

5. Daniël was een consequente man met duidelijke besluiten.

Hoofdstuk 1 laat ons de beslissing zien die hij in zijn hart genomen had om zich niet met de gerechten en dranken van de koninklijke tafel te verontreinigen. In hoofdstuk 3 zien we dezelfde houding bij zijn vrienden. Ondanks de dreiging in de vuuroven geworpen te worden, waren ze niet bereid om zich voor het afgodsbeeld van de heidense regenten te buigen. Hoofdstuk 6 toont Daniël in zijn consequente gebedshouding. Hij liet zich door niets daarvan weerhouden, hoewel hij wist wat hem boven het hoofd hing.

God kan ons helpen om ook een dergelijke hartbeslissing te nemen in ons hart en consequent voor Hem te leven. Ons hart moet Hem toebehoren.

6. Daniël was een man met een hoge positie.

Een buitenstaander zou denken dat hij als Jood in Babel carrière gemaakt heeft. Inderdaad bekleedde hij al als jonge man hoge politieke ambten en dat meerdere decennia lang. Maar hij deed dat niet volgens het principe van mensen, maar in trouw en overgave aan zijn God. Bovendien maakte dit maatschappelijke succes hem niet trots of hoogmoedig. Hij bleef bescheiden en voorzichtig.

Professionele toewijding en inzet moeten voor een Christen vanzelfsprekend zijn. Het beroepsleven is een kans om het zout van de aarde te zijn.

7. Daniël was een rechtvaardige man.

Dat was als het ware zijn handelsmerk. Hij leefde in overeen­stemming met de wil van God en met wat hij van God kende. In Ezechiël 14:14-20 wordt Daniël op één lijn gesteld met Noach en Job, de grote mannen van God. Praktische rechtvaardigheid kenmerkte hen alle drie. Noach was een prediker van de gerechtigheid. God gaf van Job het getuigenis dat hij vroom, oprecht en Godvrezend was en zich afkeerde van het kwaad. Daniël was ook zo.

Wij worden geroepen om in ons leven waar te maken wat we in onze positie zijn. Wij moeten in deze tegenwoordige wereld ‘ingetogen, rechtvaardig en godvruchtig’ leven (Tit. 2:12).

8. Daniël was een moedige man.

In vertrouwen op God stond hij eerst voor het hoofd van de hovelingen en later voor machtige koningen en zei hij hun de waarheid. Hoewel zijn woorden niet altijd aangenaam waren en voor een deel oordeelsaankondigingen inhielden, sprak Daniël wat God hem opgedragen had. In hoofdstuk 4:27 zien we zelfs dat hij de geweldige koning Nebukadnezar de raad geeft om met zijn zonden te breken.

Tegen Paulus zei de Heer: ‘Vrees niet, maar spreek en zwijg niet’ (Hand. 18:9). Deze woorden geven ook ons de moed om niet te zwijgen als God wil dat wij spreken. Laten we daarbij niet vergeten dat Daniël altijd tactvol en gepast optrad.

9. Trouw en overgave aan God maakten Daniël tot een buitengewoon wijze man.

Hij was niet alleen intelligent, maar God gaf hem kennis, inzicht en begrip. Uit Ezechiël 28:3 maken we op dat de wijsheid van Daniël tot ver buiten de grenzen van Babel bekend was. God had Zijn knecht met bijzondere bekwaamheden gezegend en hem op die manier voor zijn innerlijke houding beloond. Daniël eerde God en God eerde hem. Daniël werd niet alleen gekenmerkt door wijsheid in aardse dingen, maar hij had ook inzicht in de ‘boeken van God’, zoals die hem in Babel ter beschikking stonden (Dan. 9:2).

Tot op de dag van vandaag beloont God trouw en overgave aan Hem met een groeiend inzicht in Zijn gedachten.

10. Daniël en zijn vrienden begrepen vanaf het begin wat afzondering van de wereld en toewijding aan God betekende.

Als ‘zout van de aarde’ maakten zij zich waar in hun aardse beroep aan het hof van de koning. Als ‘licht van de wereld’ wisten zij dat zij alleen een echte getuige konden zijn als ze zich ver hielden van het kwade. Als jonge man wees Daniël het af om zich met de gerechten van de koning te verontreinigen en koos hij ervoor om zich te voeden met groente en water. Toen Belsazar een groot feestmaal aanrichtte en ieder die in Babel rang en naam had, aanwezig was, ontbrak Daniël. Hij begreep dat zijn plaats daar niet was.

Voor ons geldt tot op heden wat de psalmdichter schrijft: ‘Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters’ (Ps. 1:1).

God onderscheidde Daniël aan het eind van zijn leven door hem drie keer een ‘zeer gewenste’ man te noemen (hfdst. 9:23; 10:11,19). Dat herinnert ons aan de apostel Johannes in het Nieuwe Testament, die net als Daniël (al was het op een andere manier) bijzonder de liefde van zijn Heer genoot. In trouw en geloof leefde Daniël meer dan 70 jaar in ballingschap. Het geliefde land en de stad van zijn vader heeft hij waarschijnlijk niet meer teruggezien.

Aan het eind van zijn leven gaf God Zijn hoogbejaarde knecht een heerlijke belofte: ‘Maar u, ga heen tot het einde, want u zult rusten, en u zult opstaan in uw bestemming, aan het einde van de dagen’ (Dan. 12:13). Het voorbeeld van Daniël moedigt ons aan om een leven van trouw en overgave te leiden.

E.A. Bremicker